Uit de politierapporten heeft spreker gezien,dat Wethouder Ridders,voor wiens werk hij - dit getuigde hij meermalen - bewon dering heeft,niet vrijuit gaat» Als spreker verschillende klachten,welke hij reeds vernam over ongelijke steuntoekenning,bevoordeeling van den eenen werk- looze boven «taai anderen,die in precies dezelfde omstandigheden ver keerden, in verband brengt met wat nu blijkt te zijn gebeurd,dan komt hij tot een zeer vernietigend oordeel over den ambtenaar Melsen,die zeer oneerbare voorstellen deed aan zwaar getroffen vrouwen uit de samenleving. Ook heeft spreker gedacht aan de verklaring,die de heer Valkenburg in de laatste raadsvergadering heeft afgelegd,dat n.1. zijne fractieleden geen verantwoordelijkheid wilden dragen voor wat de Wethouders deden,eene verklaring waaromtrent ondanks sprekers verzoek geen nadere toelichting is gegeven. Spreker stelt nu de vraag: Was de heer Valkenburg op de hoogte van wat nu gebeurd is? Nog een ander punt wil spreker aanvoeren: De Wethouder van Sociale Zaken behandelde circulaires van den Minister hoogstens in Burgemeester en Wethouders en vrijwel nimmer in den Raad en deed allerlei dingen waarover men in den Raad nooit van gedachten kon wisselen. Zoo was bijv. de loonaverlaging reeds een feit toen de Minister advies daarover vroeg. Spreker meent,dat de Wethouder over het paard getild is en een koning was in eigen huis,die alles deed wat hij wilde. Nu is gebleken^dat de meerderheid van den Raad absoluut ver keerd heeft gedaan met de benoeming van de Wethouders,hoopt spreker dat het politiek^ fatsoen tot de consequenties daarvan zal leiden. De heer VAN GILSE meent dat de Raadsleden uitsluitend de nuchtere

Raadsnotulen

Roosendaal: besloten, 1851-1916, 1919-1935 | 1934 | | pagina 8