den Voorzitter bedoelde verklaring niet kent. De VOORZITTER Jjeeft in overweging allereerst de zaak in comité generaal te behandelen,daar eene behandeling door een zoo uitgebreid College in het openbaar wellicht tot verwarde discussie1s zal kunnen leiden,waardoor het prestige van den Raad zou kunnen geschaad worden. De heer LEEUW wil voorloopig hiermede accoord gaan, doch zich het recht voorbehouden,indien de in het openbaar af te leggen ver klaring zijne bewilliging niet zou verkrijgen,in de openbare ver gadering op de zaak terug te komen. Zonder hoofdelijke stemming wordt tot behandeling in comité generaal besloten. De heer LEEUW zegt met bijzonder veel belangstelling de aan de orde gestelde quaestie te hebben gevolgd en het te betreuren^ dat enkele gezinnen zeer zwaar worden getroffen. Ondanks dit laatste moeten,meent spreker,ernstige maatregelen worden genomen tegen excessen als thans zijn gebleken. Spreker zegt ongeveer twee jaar geleden bij geruchte te heb ben vernomen,dat dergelijke dingen bij Sociale Zaken gebeurden - er zouden toen n.1. zeer oneerbare voorstellen gedaan zijn aan vrouwen- en dat het hem ook,tiben hij verham,dat de politie had ingegrepen en de feiten waren bewezen,zeer speet,dat hij door het missen van eenig bewijs niet reeds langer deze zaak had kunnen aanbrengen. Toen spreker de feiten verham heeft hij de schouders opge haald en gedacht,dat de oorzaak daarvan is gelegen in de samenstel ling van den Raad. Immersjidrie jaren geleden heeft eene democra tische meerderheid zich hier tot taaie gesteld de wethouders te be noemen en men heeft toen gekregen wethouders,die er zijn voor hun ne broodwinning. Uit

Raadsnotulen

Roosendaal: besloten, 1851-1916, 1919-1935 | 1934 | | pagina 7