den Voorzitter bedoelde verklaring niet kent.
De VOORZITTER Jjeeft in overweging allereerst de zaak in
comité generaal te behandelen,daar eene behandeling door een zoo
uitgebreid College in het openbaar wellicht tot verwarde discussie1s
zal kunnen leiden,waardoor het prestige van den Raad zou kunnen
geschaad worden.
De heer LEEUW wil voorloopig hiermede accoord gaan, doch zich
het recht voorbehouden,indien de in het openbaar af te leggen ver
klaring zijne bewilliging niet zou verkrijgen,in de openbare ver
gadering op de zaak terug te komen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt tot behandeling in comité
generaal besloten.
De heer LEEUW zegt met bijzonder veel belangstelling de aan
de orde gestelde quaestie te hebben gevolgd en het te betreuren^ dat
enkele gezinnen zeer zwaar worden getroffen. Ondanks dit laatste
moeten,meent spreker,ernstige maatregelen worden genomen tegen
excessen als thans zijn gebleken.
Spreker zegt ongeveer twee jaar geleden bij geruchte te heb
ben vernomen,dat dergelijke dingen bij Sociale Zaken gebeurden - er
zouden toen n.1. zeer oneerbare voorstellen gedaan zijn aan vrouwen-
en dat het hem ook,tiben hij verham,dat de politie had ingegrepen
en de feiten waren bewezen,zeer speet,dat hij door het missen van
eenig bewijs niet reeds langer deze zaak had kunnen aanbrengen.
Toen spreker de feiten verham heeft hij de schouders opge
haald en gedacht,dat de oorzaak daarvan is gelegen in de samenstel
ling van den Raad. Immersjidrie jaren geleden heeft eene democra
tische meerderheid zich hier tot taaie gesteld de wethouders te be
noemen en men heeft toen gekregen wethouders,die er zijn voor hun
ne broodwinning.
Uit