1). De heer VAN GIISE zegt niet te hegrijpen,dat de heer Verhei jen geen gebruik maakt van de volmacht,die hij heeft,om nu reeds het ontslag van den heer Ridders in te dienen. Naar sprekers meening behoort iedereen de consequentie's uit het gebeurde te trekken en daarom vindt hij het logisch,dat nu direct gezegd wordt dat Ridders zijn ontslag indient. De heer VERHEIJEN wil den heer Ridders nog gelegenheid geven zich te beraden. De heer VAN GIIEE meent,dat de figuuur van Ridders alleen kan gered worden door nu zijn ontslag in te dienen. De heer DE BRUIJN merkt op,dat,indien nu gedaan zal worden wat de heer Leeuw heeft gezegd, er in de openbare vergadering niets zal kunnen medegedeeld worden omtrent Ridders,hetgeen hij geheel verkeerd vindt. Naar sprekers oordeel moet ófwel thans het ontslag ingediend worden o£ aangenomen worden dat geen ont slagneming plaats heeft. Voor de ^zinnen der betrokkenen wil spreker alles doen wat mogelijk is, maar er dient ook rekening mede gehouden te worden, dat de ingezetenen recht hebben om te weten wat er gedaan wordt. De heer VERHEIJEN zegt,dat men toch zal zien dat het ont slag komt. De heer VALKENBURG meent,dat er geen bezwaar meer behoeft te worden gemaakt als medegedeeld wordt,dat de heer Ridders ontslag zal nemen. De heer Verhei jen zou kunnen zeggen,dat hij gemachtigd is mede te deelen, dat de heer Ridders zijn ontslag zal nemen. - Be heer VAN GILSE wijst erop,dat,indien de agenda der open bare vergaderingvans- worden afgehandeld zooals zij is opgemaakt, zonder dat nu het ontslag van wethouder Ridders vaststaat, het rechtsgevoel der menschen zóó in den grond gedrukt zal worden als

Raadsnotulen

Roosendaal: besloten, 1851-1916, 1919-1935 | 1934 | | pagina 25