woording economlsoh gerechtvaardigd.
Thans nu sommige objecten een veel korteren levensduur en
minder productiviteit hebben moet deze beoking op den kapitaaldienst
haar rechtvaardiging in andere gronden zoeken.
Spreker zegt,dat het den Raad duidelijk zal zijn,dat deze andere
gronden, hoe klemmend mogelijk ook, de schadelijke gevolgen voor de
gemeentefinanciën van dit stelsel niet kunnen wegnemen.
Aan werkverschaffing werd netto - dus met aftrek van de rijks
bijdrage - in 1930 uitgegeven ruim f 69OOO.- in 1931 ruim f 138000.-
in 1932 ruim f 119000.-. Deze bedragen werden nagenoeg geheel door
geldleeningen gedekt. Voor het in dit jaar uitgegeven en nog uit t©
geven bedrag moet een nieuwe leening worden aangegaan van minstens
f 100.000.- tenzij dekking op andere wijze mogelijk blijkt. De on
gunstige economische toestand welke zoovele gezinnen treft, treedt ten
opzichte de^ gemeente het meest naar voren in den post steunverleening.
De uitgaven hiervoor bedroegen
in 1929 ruim f I7OOO.-
in 1930 18 6000.-
in 1931 18000.-.
In 1932 werd netto dus met aftrek der rijksbijdrage) f 82000.-
uitgegeven. Van 1 Januari tot en met 20 Mei 1933 dus over 20 weken
bedroegen de bruto uitgaven aan steunverleening f 65OOO.-, Blijven d®
uitkeeringen op dezelfde hoogt© dan beloopen deze over het 1e halfjaar
ruim 1 80000.-. Gedurende een deel van de 2e helft van dit jaar heeft
er trekking uit de werkloozenkassen plaats,terwijl ook de suikercam
pagne verlichting brengt. Doch al houdt men met deze gunstige factoren
rekening dan nog staat het buitan twijfel dat de geraamde post van
f 90000.- voor het geheele jaar niet toereikend zijn zal. De te ver
wachten meerdere rijksbijdrage compenseert dit slechts ten deele
Ook de subsidie aan het burgerlijk armbestuur en de bijdragen aan
de werkloozenkassen over de laatste jaren geven een scherpe stijging
van uitgaven te zien.
Bij de raming van de ontvangsten wegens belasting is bij de be
grooting met een daling rekening gehouden. Zoo werd bij de begrooting
1933