5n aanmerking te kunnen doen komen. De VOORZITTER zegt,dat hy er Haverkort op heeft gewezen,dat hy de zaken doorheen haspelt,doch dat het hem niet is gelukt Haverkort van het verkeerde van zyne zienswyze te overtuigen. De heer VALKENBURG zegt er geen heil in te zien om de voorgenomen uitzetting nog langer op te schorten. Naar zyne meening is er reeds veel te lang consideratie gebruikt. De heer SMITS zegt te hebben opgemerk$r,dat met Haverkort geen accoord is te treffen. De heer ROMSOM zou er voor zyn,dat den heer- Haverkort werd mede gedeeld, dat hy nog gelegenheid krygt om op het voorstel van den Voor zitter in te gaan. Wanneer Haverkort hierop niet zou ingaan zo$r hy binnen acht dagen de woning willen doen ontruimen. De heer DE BRUYN vraagt of dit geen verregaande slappe houding is van het Gemeentebestuurte meer waar Haverkort eene houding aan neemt alsof de gemeente aan hem eene schuld heeft te voldoen. De heer LEEUW zegt,dat hy heeft verwacht,dat over deze zaak wel wat meer zou worden medegedeeld. Ook spreker heeft deze zaak bestudeerd en het heeft ook hem gefrappeerd,dat Haverkort twee zaken door elkaar haalt. Spreker constateertdat Haverkort d>& te kort geschoten in de ver vulling zyner verplichtingen ten opzichte van de gemeente. Op zeker oogenblik heeft Haverkort echter aan de gemeente gevraagd:"Geef my mjrne schuld eens op",hetwelk toen is geschied. By deze opgave is echter eene fout gemaaktwaarvan door Ixaverkort is gebruik gemaakt,om mede te deelen,dat het bedrag der schuld beschikbaar was. Spreker is van oordeel,dat het gewenscht is eene commissie uit den Raad te benoemen,die tracht binnen hoogstens eene maand eene schik king met Haverkort te treffen,van welke commissie b.v.de heer Verheyen voorzitter zou kunnen zyn. He heer VAN GILSE zegt niets voor het voorstel van den heer Leeuw te voelen,omdat by Haverkort de goede trouw zoek is. Hy is er niet voor verder nog consideratie te gebruiken. De VOORZITTER ontraadt eveneens het instellen van eene commisiie. De heer VAN'T WESTENDE vraagt waarom de gemeente in deze zaak toch zoou s^oejiel moet zyn.

Raadsnotulen

Roosendaal: besloten, 1851-1916, 1919-1935 | 1932 | | pagina 11