komt,dat hij daarom gemeend heeft,dat in deze de verantwoor delijkheid moet blijven,daar waar zij moet zijn n.1. bij Burgemeester en Wethoudersen dat,wanneer Burgemeester en Wethouders het meenen met hunne verantwoordelijkheid te kun nen overeenbrengen een voorstel tot rehabilitatie te doen hij spreker zich tegen dat voorstel wel niet zou verzetten. Spreker zegt,dat deze kwestie nog een politiek-tactische ondergrond heeft. Uit persoonlijke ervaring weet spreker,dat een spoorwegambtenaar wegens het wegnemne van een aardoei zoodanig gestraft werddat hij na verloop van een vijftal jaren honderden guldens in loon had schade geleden,terwijl hier,waar wij een ambtenaar hebben,die zooals spreker meent ronduit te mogen zeggen,gestolen heeft,zoo zonder meer als het ware direct zou worden gerehabiliteerdnaar aanleiding van een en ander toch wel eens de vraag mag opkomen,wat het publiek van een dergelijk besluit zou denken,of het werkelij ook rechtvaardig is een dergelijk besluit te nemen, Spreker is daarom van meening,dat in deze zeer voorzichtig moet worden gehandeld en dat alleen wanneer de Burgemeester als hoofd van het gemeentebestuur meent,dat werkelijk alle grond aanwezig is tot rehabilitatiede leden van den Raad dan vol doende fiducie moet hebben in diens beleid en de verantwoor delijkheid mede zoude kunnen dragen. De heer F.BROOS zegt,dat hij zich geheel met het door den heer Valkenburg gesprokene kan vereenigen,dat hier ook wel degelijk rekening te houden is met de publieke opinie, en dat alleen,wanneer het minimum salaris van den directeur zou te laag blijken er reden zou kunnen bestaan om hem b,v, eene gratificatie toe te kennenverder zou spreker dan ook niet willen gaan,alleswat vroeger was,zou hij dan ook als voorbij beschouwen. Be heer IGNATIUS zegt,dat deze bespreking hem treft als een donderslag bij heldere lucht en dat het een zaak is waar toch

Raadsnotulen

Roosendaal: besloten, 1851-1916, 1919-1935 | 1930 | | pagina 10