naar zijn inzien noodig,ja zelfs zeer gewenscht is de geheim houding op te heffen. Spreker doet daartoe het voorstel en hrengt verder in het midden,dat het aanbeveling verdienen zou, dat diegene,die zich aan schending van het geheim heeft schul dig gemaakt,zou worden gestraftzoodat hij later wel voor zichtiger zal zijn. Spreker zou dan ook willen voorstellen in deze quaestie eene Commissie van onderzoek te benoemen. De VOORZITTER vraagt den heer Jongenelen,of hij /ijne voorstellen schriftelijk zou willen indienen. De heer JONGENELEN,bij nadere overweging van z»n tweede voorstel afgezien hebbendedient daarop met de heer Ignatius en Romsom schriftelijk het voorstel in tot opheffing van de geheimhouding van het rapport der Commissiewelke een onderzoek had in te stellen naar de vermeende malversatiën aan de bedrij ven. De heer BRAAKHUIS zegt zich met dit voorstel niet te kunnen vereenigen alleen uit courtoisie of reverentie voor den bij de quastie betrokken persoon,die zich alsnog vóór 1 Januari a.s. moet uitspreken over het al of niet nemen van zijn ontslag. Spreker zegt,dat wanneer de geheimhouding ha 1 Januari a.s. zou worden opgeheven,daartegen wellicht minder bezwaeen zouden be staan. De heer VERHEIJEN,die met meer vrijheid dan elk ander lid van den Raad hieromtrent zijn gevoelen meent te kunnen mede- deelen,omdat hij in de vergadering van 7 December j.1. niet aanwezig wasverklaart zich geheel accoord met den heer Braak huis De heer JONGENELENfvoor de meening van den he^r Braakhuis eveneens veel voelende,verklaart zijn voorstel in zooverre aan te villen,dat de opheffing van de geheimhouding zal plaats heb ben,met ingang van 1 Januari I929. De heer VERHEIJEN zegt,bij nader inzien dat dan toch aan het

Raadsnotulen

Roosendaal: besloten, 1851-1916, 1919-1935 | 1928 | | pagina 38