wellicht nog meer zulke feiten zullen zweven.
De heer KONINGS zegt nogmaals met de Holland-Overzee
nooit iets te hebben uitstaan gehad,doch,dat dit wanneer dit
wel zou zijn geweest dan toch in elk geval vóór September 1927
zou plaats hebben gehad en zulks toch niet meer in aanmerking
zou kunnen komen,dat de leveringen voor de Coubinoise na dien
tijd kunnen doorgeloopen zijn,doch dat hij daar geheel buiten
staat,daar hij er toch niet schuldig aan kan geacht worden,wan
neer de directeur dier vennootschap verzuimd heeft kennis te
geven van het door hem spreker in Augustus 1927 genomen ontslag.
Hij blijft verder bij zijne bewering,dat hógh hij persoonlijk.no
noch de Ijzerhandel Brabant ooit voor een halve cent aan de
gemeentebearijven geleverd hebben.
Het voorstel van de heeren VERHEIJEN, VALKENBURG en
SMOOR wordt vervolgens in stemming gebracht en met 12 tegen 5
stemmen en 1 onthouding aangenemen.
Voor stemmen de heeren Van Overveld, Jongenelen, Valken
burg, Ridders, Verheijen, Voeten, Smoor, Romsom, Ignatius,J.
Broos, Van Nassau en Damen.
Tegen de heeren F.Broos, Vermunt en Braakhuisterwijl de
heer Konings zich van medestemmen onthoudt.
De heer KONINGSingevolge de gevallen beslissing als lid
van den Raad geschorst zijndeverlaat vervolgens op verzoek van
den Voorzitter de vergadering.
II. Voorstel van den heer JONGENELEN,tot het houden van eene
bespreking omtrent het schenden van de in de vergadering van 7
December j.1. opgelegde geheimhouding.
De heer JONGENELEN zegt,dat het hem en meerdere raads
leden is gebleken,dat 2 a J uur na de vorige geheime zitting
de buitenwereld precies wist te vertallen,wat hier verhandeld
was,dat het prestige van den Raad daardoor geheel verloren gaat,
men met allerlei voorstellingen komt aandragen,verdachtmakingen
aan het adres van leden van den raad plaats hebben,zoodat het
naar