moeten weten,doch het op die wijze al heel gemakkelijk is
iemand te beschuldigen.
De heer VERHEIJEN zegt,dat de Raad kan schorsen,daar het
Gedeputeerde Staten zijn,die definitief uitspraak hebben te
doen.
De VOORZITTER zegt zich met deze meening in zooverre
niet te kunnen vereenigen,dat de leden niet moeten meenen zich
achter Gedeputeerde sjyaten te kunnen verschuilen,daal? zij
zelfstandig van oordeel moeten zijn,dat overtreding van artikel
24 heeft plaats gehad en anders hunne stem aan geen enkel
voorstel mogen geven.
De heer VERHEIJEN zegt,dat de voorstellers zich zeer
goed van hunne persoonlijke verantwoordelijkheid overtuigd
weten,en dat deze niet minder zwaar is^al zijn het Gedeputeer-
de Staten,die het laatste woord spreken.
De VOORZITTER vraagt,waarom de Commissie inzake de ver
meende malversaties dan niet het voorstel tot schorsing ge
daan heeft,
De heer JONGENELEN antwoordt hierop,dat dit niet tot
hare Competentie behoorde,welk antwoord door de heeren Valken
burg en Verheljen wordt beaamd.
De heer VERHEIJEN zegt verder,dat hij de overtuiging
haa,dat de kwestie in de vorige vergadering zou zijn uitge-
maaktjdat meerdere leden,Inziendedat daardoor een verzuim is
begaan,dit thans willen herstellen,dat het verre van hem en
van die leden is een persoonlijke blaam op den heer Konings te
werpen,daar het genoeg bekend is,dat zelfs een man met het
meest eerlijke karakter zonder het te weten in strijd met ar
tikel 2i|. der gemeentewet kan handelen,dat de Raad dan toch,
zooals voorstellers ook willen,de strikte bepaling der gemeen-
tewette handhaven,hetgeen wel onaangenaam is,doch waaraan
weinig te doen is. Spreker zegt,dat de leveringen door de
Couvinols© ook na 1 September 1927 regelmatig zijn doorgeloopen,
dat