duid zien,welk© feiten men den heer Konings ten laste legt,dat
het rapport naar zijne meening allesbehalve pertinent is,waar
de Commissie vermeldt,dat zij vermeent,dat sfcrijd met artikel
P)[ der gemeentewet kan hebben plaats gehad,dat vooral ook in
het oog dient te worden gehouden,op welk tijdstip eventueel
de leveranties zijn geschied,omdat,wanneer er al overtreding
van art.2Lj. heeft plaats gehad,het niet onmogelijk is,dat deze
door de periodieke aftreding van den heer Konings in September
1927,niet meer voor toepassing van schorsing mag worden in
aanmerking gebracht.
De heer KONINGS zegt zich^in aanmerking nemende de vel©
veronderstellingen en verdachtmakingen,die er omtrent hem in
Roosendaal de rondte doen,over het gedane voorstel niet te
verwonderen,hoewel het hem wel verrast,dat dit zoo a bout
portant voor den aanvang dezer vergadering wordt gedaan. Hij
zegt,dat door hem persoonlijk nooit leveranties aan de bedrijvsi
zijn gedaan en evenmin door de N.V. Ijzerhandel Brabant,waarvan
hij directeur is,dat er wellicht leveranties kunnen gedaan
zijn door een N.V.Holland-Overzee,doch dat hij met deze ven
nootschap nooit iets te maken heeft gehad,dat er verder leve
ranties kunnen hebben plaats gehad door den ijzerhandel
Couvinoise,waarvan een zijner zoons directeur is,en waarvan
hij,spreker,wel procuratiehouder is geweest,doch als zoodanig
in Augustus 1927 ontslag heeft genomen. Spreker kan dit na een
c i
zoo consentieus mogelijke overweging op zijn eerewoord ver
klaren,en ook,dat hij als procuratiehouder van de Couvinoise
nooit een cent heeft verdiend en van leveranties aan de be
drijven ook nooit een cent voordeel heeft gehad,terwijl voor
schorsing toch juist in aa merking dient èe worden gebracht,of
er geldelijk voordeel is genoten. Spreker^is er dan ook van
overtuigd,dat men onmogelijk met feiten tegen hem voor den dag
kan komen. Hij zegt,datwanneer de leden desniettegenstaande
toch tot schorsing besluiten,zij dat natuurlijk voor zich zelf
moeten