een positief antwoord meent te hebben gekregen, wat tot ge
volg heeft gehad,dat een overtuigend bewijs van het aannemen
van steekpenningen,evenmin als bij het rechterlijk onderzoek,
niet is gevonden. Spreker zegt,dat het daarom ook zoo moei
lijk is in de kwestie eene bepaalde houding aan te nemen,dat
hij na zeer ampele overweging zich ook niet meer kan vereenigsi
met de door de Commissie voorgestelde straf en dat hij thans
eene daarvan afwijkehde meening heeft gekregen vooral door de
overweging,dat door het toepassen dier straf het den directeur
practisch onmogelijk wordt gemaakt de leiding der bedrijven
nog verder op zich te nemen,dat hij derhalve toch eene andere
betrekking zal moeten gaan zoeken en het dan zeer de vraag
zal zijn,of de voorgestelde straf nog op hem zal te verhalen
zijn,dat het daarom de voorkeur verdient eene beslissing te
nemen,waardoor de directeur zoo gauw mogelijk van het bearijf
zal weg zijn,zoodat dit bedrijf ofek zoo weinig mogelijk schade
zal lijden; de oplossing door den heer Romsom aan de hand ge
daan meent spreker daarom wel te kunnen aanbinden.
DecVOORZITTER geeft den heer Romsom in overweging zijn
voorstel in dien geest te wijzigen,dat de directeur de gelegen
heiü gegeven wordt vóór 1 Januari a.s. zijn ontslag aan te
vragen,en derhalve daarin niet op te nemen de bepaling.dat
indien de directeur niet daartoe overgaat,hem met ingang van
1 Februari a.s. oneervol ontslag zal worden gegeven,zoodat de
Raad de vrijheid zal behouden te bes lissen,wat te doen staat,
voor het geval de directeur zijn ontslag niet aanvraagt.
Meerdere leden verklaren zich voor deze meening van den
Voorzitter; de heer Romsom wijzigt zijn voorstel in dien geest,
zoodat door hem nader wordt voorgesteld naar aanleiding van
het door de Commissie van onderzoek vastgestelde rapport in
zake vermeende malversatiën bij de gemeente-bedrijven den
directeur van gemeente-bedrijven de gelegenheid te geven voor
1 Januari