behandelen,hij daartegen geen principieel "bezwaar heeft.
De heer VERHEIJEN stelt daarop voor het rapport ver
trouwelijk aan den directeur toe te zenden met verzoek
binnen tien dagen den Raad schriftelijk de op- of aan
merkingen te willen doen kennen,waartoe het rapport hem aan
leiding geeft.
De heer JONGENELEN vindt zulks gevaarlijk,daar de
Commissie dan opnieuw aan het werk zal moeten en ook hare
zienswijze omtrent het door den directeur mede te deelene
zal moeten doen kennen; ook de heer Romsom is van meening,
dat gelegenheid geven tot het inzien van het rapport niet
juist is,daar alles,wat zij vernamen,door de Commissie is
weergegeven,en het door den Raad alleen de vraag is,of de
Commissie naar aanleiding daarvan een juist voorstel heeft
gedaan.
De heer VALKENBURG zegtdat,waar ook hij aanvankelijk
dacht,dat de directeur zich op een scheidsgerecht kan be
roepen,er nog minder bezwaar bestaat tegen het voorstel van
den heer Verheijen,daar zulks zal bijdragen tot bevrediging
van het rechtsgevoel,en daardoor de redelijkheid om den
directeur hier eene toch eigelijk fictieve gunst te ver-
leenen wordt verhoogd. Hij meent echter,dat de taak van de
Commissie afgedaan blijft.
De heer J.BROOS brengt in het midden dat op vergaan
de wijze jacht gemaakt wordt op het rapport en wel voor het
Dagblad van Noordbrabantzoo zelfs,dat hij,spreker, er
beter van had kunnen worden.
Op de door den Voorzitter opgeworpen vraag,of ook
de Controleur van gemeente-financiën niet een afschrift van
het rapport moet ontvangen geeft de heer Verheijen als
zijne meening te kennen,dat alleen voor den Directeur eene
disciplinaire straf wordt voorgesteld,en er wellicht aan
leiding zou kunnen zijn den heer Grosveld te hooren, als
omtrent