- 5 -
De voorzitter vindt dit nogal ver gaan. Het zou een andere zaak zijn als
een groot aantal voorbeelden genoemd zouden kunnen worden waarin het
college fouten heeft gemaakt en waarbij geen procedures zijn gevolgd. Het
betreft echter slechts één zaak. Naar zijn mening is het dan ook niet
noodzakelijk hierover een notitie uit te brengen aan de raad. Voor wat de
voorbeeldfunctie betreft is ook de voorzitter van mening dat het openbaar
bestuur een dergelijke functie zeer zeker heeft. Waar gewerkt wordt, worden
fouten gemaakt. De voorzitter is het ook eens met de opmerking van de heer
Adriaensen over het feit dat de inwoners bepaalde rechten zijn onthouden,
zoals de mogelijkheid tot inspraak en dergelijke. Een reden te meer dat
zoiets niet meer mag voorkomen.
De heer Verheijen merkt op dat de woorden van de voorzitter enigszins op
gespannen voet staat met de waarheid, namelijk dat er geen informatie zou
zijn onthouden aan de raad. Hij weet namelijk heel zeker dat door de
fractie Groen Zundert in het verleden vragen zijn gesteld. Hierop is
geantwoord dat alles in orde zou zijn. Een interpellatie zou dan mogelijk
zijn, omdat de voorzitter niet wenst over te gaan tot behandeling van deze
zaak in de raad.
De heer Damen geeft aan dat de fractie Werknemersbelangen het voorstel van
Groen Zundert ondersteunt om de kwestie te behandelen binnen de raad. Het
is immers niet de enige zaak waarin een en ander niet is gegaan zoals het
had behoren te gaan. Daarnaast is het zo, dat wanneer het college er geen
raadsvoorstel van wenst te maken, het de raadsfracties vrij is met een
initiatiefvoorstel te komen.
De heer Adriaensen zegt dat het inderdaad zo is, dat het verstrekken van
vergunningen is opgedragen aan het college. Feit is echter, dat de wet een
aantal zaken duidelijk omschrijft. Ook het college heeft zich te houden aan
de wettelijk gestelde eisen. De vraag of het éénmaal of meerdere malen is
voorgekomen, is feitelijk niet aan de orde. Wat Groen Zundert wil, is dat
het college een notitie voorlegt aan de raad, waarin duidelijk is weergege
ven hoe het college vergunning verleent aan dergelijke projecten. Naar de
mening van de heer Adriaensen is met een dergelijk verzoek niets mis. Het
dient alleen tot verduidelijking van de wijze waarop het college deze taak
uitvoert
De heer v.d. Broek stelt dat het een ieder duidelijk is dat deze zaak geen
pluim verdient. Dit is overigens ook de mening van het college. Het lijkt
hem niet erg zinvol de zaak te behandelen binnen de raad. Een en ander is
immers vastgelegd in wettelijke bepalingen.
De voorzitter antwoordt niet te weten of in een commissievergadering ooit
is toegezegd dat alles in orde was. Wanneer hier mee is bedoeld dat alle
stappen zijn gezet, dan is dat correct, maar de stappen zijn niet tijdig
genoeg genomen. Het college zal omtrent deze zaak niet met een raadsvoor
stel komen. Op de vraag hoe het college met dergelijke zaken omgaat is in
feite zeer simpel, omdat een en ander overeenkomstig de wettelijke bepalin
gen wordt afgehandeld. Natuurlijk zal er weieens een fout gemaakt worden,
maar het uitgangspunt is dat alles conform de wet wordt uitgevoerd. Het
staat de raadsfracties uiteraard vrij om met een initiatiefvoorstel te
komen
De heer Adriaensen zegt dat zijn fractie in de brief een aantal concrete
vragen heeft gesteld. Afhankelijk van het antwoord van het college zal
worden bezien of verdere stappen zullen worden ondernomen.
X Brief van de Brabantse Milieufederatie waarin zij de noodzaak van
ammoniakreductie onderstrepen