- 2 - De voorzitter antwoordt het niet met de heer Adriaensen eens te zijn. De heer Adriaensen zou gelijk hebben als de nota na verloop van tijd niet opnieuw aan de orde zou komen binnen de vergadering van de raad. De zaak komt echter zonder meer terug bij de behandeling van het 'Komplan', Hij verwijst daarbij naar het Reglement van Orde (artikel 21 en artikel 9, lid 1, sub c en d. Het is dan ook duidelijk dat omtrent deze brief nog een nader voorstel zal worden gedaan aan de raad bij de evaluatie van het Komplan De heer Adriaensen geeft aan toch graag een drietal vragen te willen stellen, temeer daar hij de bandopname niet heeft kunnen beluisteren. De voorzitter merkt op dat niet wordt beraadslaagd over ingekomen stukken die nog nader aan de orde komen in een commissie of de raad. De heer Adriaensen verzoekt nogmaals om drie vragen te mogen stellen, zeker gezien het feit dat de zaak reeds aan de orde is geweest in een commissie. De voorzitter antwoordt dit niet relevant te vinden. De zaak komt misschien wel meerdere malen in een commissie. Het is echter de vraag of de commissie het eindstation is van een bepaalde zaak. In dit geval is het dat zeker niet De heer Adriaensen stelt in dat geval voor de brief als extra agendapunt toe te voegen aan de agenda voor deze vergadering. De voorzitter antwoordt aan dat slechts de voorzitter punten aan de agenda mag toevoegen. Hij is echter niet bereid aan dit verzoek tegemoet te komen. De heer Adriaensen meent dat het Reglement van Orde eveneens vermeld dat raadsleden de voorzitter met klem kunnen verzoeken een punt op de agenda te plaatsen, mits dit verzoek door voldoende leden van de raad wordt onder steund De voorzitter antwoordt dat hij daartoe niet verplicht kan worden. Hij is er ook geen voorstander van. Een punt moet binnen de raad aan de orde worden gesteld nadat het door het college van pre-advies en dergelijke is voorzien De heer Adriaensen zegt dat zijn fractie in de commissievergadering heeft verzocht om een tijdspad aan te geven met betrekking tot deze evaluatie. Groen zundert heeft daartoe zelfs een voorstel gedaan, namelijk om de zaak voor de vakantie op schrift te stellen en om de zaak in augustus of septem ber binnen de raad aan de orde te stellen. Op deze vraag is geen antwoord gegeven De voorzitter antwoord deze vraag te tolereren, omdat het de procedure betreft en niet de zaak op zich. Wethouder v.d. Kloot meldt dat het evalueren enigszins is verlaat, omdat het gaat om punten waar een stedebouwkundig bureau is aangetrokken. De zaak is in het college behandeld. Voor de zomervakantie kan er inzicht worden gegeven in de evaluatie. Er moeten wat gegevens verzameld worden. De commissie heeft aangegeven dat zij het stedebouwkundigbureau niet in willen schakelen. Het college geeft hier gevolg aan door een en ander wat anders op te zetten. Hierdoor kan het wel wat langer duren. Het stedebouwkundig bureau had namelijk een tijdspad uitgezet. De heer v.d. Broek vraagt of het besproken stuk terug komt op de agenda en dan onderbouwd kan worden met metingen. De resultaten moeten dan worden meegenomen bij de totale evaluatie van het komplan.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1995 | | pagina 119