- 17 -
fractie Groen Zundert stelde weliswaar dat de oudere, goedkopere woningen
niet verkocht mogen worden, maar vaak hebben de mensen die hierin wonen
voor veel geld verbouwd aan de woning waardoor zij deze niet zullen
verlaten om te verhuizen naar een duurdere woning. Wanneer zij dat doen,
moeten zij de woning immers in de oorspronkelijke staat terugbrengen of de
investering voor veel minder geld aan de nieuwe bewoners verkopen.
Tenslotte merkt hij nogmaals op dat er in het verleden diverse toezeggingen
zijn gedaan door toenmalige en huidige wethouders, hetgeen een reden te
meer is om een oplossing te zoeken. Hij wenst over de verkoop van woningen
dan ook een stemming.
De voorzitter geeft aan dat niet vergeten mag worden dat er nog ruim een
tiental aanvragen liggen die voor 1 oktober 1994 zullen worden afgehandeld.
Dit is ongeveer gelijk aan het aantal woningen dat de gemeente dit jaar mag
bijbouwen.
De heer Arnouts zegt dat de voorzitter 1 januari 1995 steeds naar voren
haalt, maar het woningbedrijf wordt overgedragen per 1 oktober 1994. Per 1
oktober 1994 houdt de zeggenschap van de gemeente dan ook op te bestaan. De
voorzitter zegt dan wel dat er nog een tiental aanvragen zijn ontvangen om
een woning te kopen, maar of de woningstichting 640 of 650 woningen krijgt
overgedragen zal waarschijnlijk ook niet zo veel uitmaken. De heer Arnouts
zegt voorts de woorden van de heer Marijnissen met betrekking tot het
verkopen van woningen volledig te ondersteunen.
De heer v.d. Broek geeft aan dat zijn fractie van mening is dat vastgehou
den dient te worden aan hetgeen is vermeld in de Volkshuisvestingsnota. De
verkoop van woningen zou echter een van de punten kunnen zijn die aan de
orde kunnen komen in het overleg tussen de woningstichting en de gemeente.
Of, en onder welke voorwaarde er in de toekomst woningen zullen worden
verkocht is echter een zaak voor de nieuwe stichting.
De heer Verheijen zegt geen antwoord te hebben gekregen op zijn vraag
omtrent het feit dat de bestuursvergadering in het openbaar plaats dient te
vinden. Hij vraagt nogmaals of de voorzitter bereid is dit te bespreken met
het bestuur van de stichting.
De voorzitter antwoordt best bereid te zijn de stichting te vragen om
periodiek in het openbaar te vergaderen. Een en ander is echter uiteraard
een zaak van het bestuur van de woningstichting.
Het voorstel van de heer Marijnissen, ondersteund door de heer Arnouts,
ziet de voorzitter als een amendement. Voorgesteld wordt om in het voorstel
de voorwaarde op te nemen dat de stichting aanvragen tot aankoop van een
woning die binnen 2 jaar worden ingediend moet honoreren.
De heer Marijnissen merkt op dat hij met zijn voorstel in het bijzonder op
de oudere woningen doelt. Degenen die een van deze woningen willen kopen
dienen zich hiertoe uit te spreken voordat het woningbedrijf wordt
overgedragen. Men geeft dus op korte termijn te kennen of men de woning
wenst te kopen en binnen een periode van 2 jaar dient een en ander te zijn
afgewerkt. De verkoopprijs moet worden vastgesteld aan de hand van de
stichtingskosten voor een nieuwe woning op dat moment.
De heer Nelemans merkt op dat dit erop neerkomt dat wanneer 200 mensen te
kennen geven dat zij hun woning willen aankopen er dan ook 200 woningen
verkocht dienen te worden. Er is dus geen enkele limiet aan het aantal
woningen dat mag worden verkocht.
De heer Marijnissen zegt dat het beslist niet zijn bedoeling is om 200
woningen te verkopen. De bovengrens van het aantal woningen dat mag worden
verkocht is het aantal woningen dat jaarlijks mag worden bijgebouwd. Als er
b.v. 30 mensen hun woning willen kopen dit jaar, en volgend jaar mogen er
15 woningen worden bijgebouwd, dan worden er dit jaar en volgend jaar 15
woningen verkocht.