- 3 - De heer Nelemans zegt dat het bekend is dat wanneer iemand 5 jaar of langer in een woningwetwoning woont hij een verzoek kan doen om de desbetreffende woning te kopen. Een aantal woningen zijn daarvan echter uitdrukkelijk uitgesloten. Mensen die om informatie komen vragen en waaraan deze algemene regel wordt uitgelegd, zijn misschien van mening dat er verwachtingen zijn geschapen, omdat zij zich wellicht nooit hebben gerealiseerd dat hun woning onder de categorie valt die is uitgezonderd. Moeite heeft de heer Nelemans met de insinuaties van de heer Damen dat er zaken zijn gebeurd die het daglicht niet kunnen verdragen. Wanneer dat het geval is moet de heer Damen deze ook naar voren durven brengen. De voorzitter antwoordt dat in 1992 alle huurders er schriftelijk op zijn gewezen dat bepaalde woningen niet zouden worden verkocht. Het college is van mening dat voor één bepaald geval geen uitzondering kan worden gemaakt. Binnen het college is er meerdere malen gesproken over de verkoop van woningwetwoningen in de toekomst. Tijdens de vergadering van de commissie Algemeen Bestuur heeft hij reeds aangegeven dat het in de toekomst voor het woningbedrijf mogelijk is om de woningen te verkopen tegen de economische waarde, hetgeen een goede zaak is. Daarnaast is het natuurlijk zo, dat een woningbedrijf een minimum aan woningen in bezit moet kunnen hebben om goed te kunnen functioneren. Bovendien is een bepaalde categorie inwoners nu eenmaal aangewezen op het huren van een woningwetwoning. Hij adviseert de raad om met dergelijke uitgangspunten rekening te houden bij de overdracht van het woningbedrijf. De heer Damen zegt dat zijn fractie er niet voor wil pleiten dat alle woningwetwoningen verkocht dienen te worden. Hij kan dan ook instemmen met de uitgangspunten die de voorzitter noemt. Hij kan er best mee instemmen dat een bepaalde categorie woningen wordt uitgesloten om te worden verkocht. Deze categorie moet dan echter wel duidelijk worden bepaald en ook het bestuur dient hierover duidelijk te zijn. De voorzitter antwoordt dat dit wel zal moeten, omdat de gemeente Zundert initiatieven aan het nemen is om te komen tot een grote woningbouwstich- ting. Iedere gemeente op zich heeft daarbij uiteraard zijn eigen uitgangs punten. Gebleken is echter dat deze uitgangspunten niet veel afwijken van de uitgangspunten die zojuist door hem zijn aangegeven. De heer Arnouts geeft aan het niet eens te zijn met het college. Wanneer iemand eenmaal in een bepaalde woning woont blijft hij er wonen, te meer daar er geen doorstroming mogelijk is. Deze woningen komen dan ook niet vrij voor degenen die zijn aangewezen op sociale woningwetwoningen. Tot 1 oktober 1994 heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om woningen te verkopen. Het gaat daarbij niet alleen om deze woningen, maar om alle woningen waarvan de bewoners kenbaar hebben gemaakt dat zij de woning wensen te kopen. In dit specifieke geval moet bovendien rekening worden gehouden met de verbouwing, en de kosten daarvan, die de heer Meesters aan zijn woning heeft aangebracht. De voorzitter concludeert dat alleen de fractie van de Groepering Arnouts voor verkoop van de woning is en dat de overige fracties instemmen met het standpunt van b. en w. De heer Damen merkt op dat zijn fracties weliswaar instemt met het standpunt van het college, maar dan wel met inachtneming van de door hem gemaakte opmerkingen. Wellicht dat het zinvol is dat het college in overleg treedt met de familie Meesters om er achter te komen wat er zich precies heeft afgespeeld.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1994 | | pagina 37