2
Betreurd wordt dat door de fractie Agrarisch Belang insinuaties zijn
gebruikt om de fractie van de heer Damen buiten de coalitie te houden, te
meer daar zijn fractie heeft aangegeven de gedane beschuldigingen in het
openbaar te willen weerleggen. Hier heeft men geen kans toe gekregen.
Zolang niet wordt voldaan aan de eis om de gedane uitspraken in te trekken,
ziet de fractie Werknemersbelangen geen basis om te kunnen functioneren in
commissies, waarvan wethouder Poppelaars voorzitter is. Wanneer hij
vertegenwoordigers van de fractie Werknemersbelangen immers onbetrouwbaar
acht, kan niet worden verwacht dat men als volwaardig commissielid zal
worden behandeld. Zijn fractie heeft er dan ook bijzonder veel moeite mee
om in deze situatie samen te werken met wethouder Poppelaars.
Voorts zegt de heer Damen dat de voorzitter van de gemeenteraad aan het
einde van de vorige vergadering heeft toegezegd dat hij een gesprek zou
aangaan met de fractie Werknemersbelangen om zodoende de terugkeer van deze
fractie in de raad te bewerkstelligen. Helaas moet echter worden geconsta
teerd, dat aan deze toezegging niet tegemoet is gekomen. Zijn fractie heeft
slechts een brief ontvangen waarin werd gevraagd een lid aan te wijzen voor
de commissie Begroting en Financiën. Daarnaast werd gevraagd of de fractie
Werknemersbelangen omtrent de invulling van deze commissie eventueel
behoefte had aan een gesprek. Werknemersbelangen zou hiertoe dus het
initiatief hebben moeten nemen, hetgeen niet in overeenstemming is met
hetgeen door de voorzitter in de raadsvergadering is toegezegd. Dit wordt
ten zeerste betreurd. Het behoort immers ook tot de taken van de voorzitter
om te bevorderen dat de spelregels van de democratie op de juiste wijze
worden gehanteerd. Vastgesteld kan dan ook worden dat de voorzitter zich
klaarblijkelijk niet wenst te mengen in deze zaak. Dit geeft duidelijk aan
dat de voorzitter, en mogelijkerwijs ook de andere leden van het college,
geen stelling wensen te nemen ten aanzien van deze zaak.
Tot slot zegt de heer Damen dat van de fractie Werknemersbelangen geen
enkel initiatief zal worden ondernomen in deze, voordat op de door haar
gestelde eisen is ingegaan.
De voorzitter wijst erop dat hij het initiatief heeft genomen om de fractie
Werknemersbelangen een brief te sturen. Hij is echter van mening dat
degenen die ervoor kiezen de vergadering te verlaten ook het initiatief
dienen te nemen hierover een gesprek aan te gaan. Wanneer men daartoe niet
bereid is, is dat haar keus. Voorts zegt de voorzitter dat het nog maar de
vraag is of de fractie Werknemersbelangen ten aanzien van de beschuldigin
gen aan het adres van wethouder Poppelaars het gelijk aan haar kant heeft.
In de eerstvolgende openbare vergadering van de commissie Algemeen Bestuur,
en daarna in de vergadering van de gemeenteraad, zal volop gelegenheid
worden geboden te bewijzen wat tot nu toe is beweerd.
De notulen van 24 maart 1994 worden zonder op- of aanmerkingen goedgekeurd
en vastgesteld.
Ten aanzien van de notulen van 12 april 1994 merkt de heer De Rooii op dat
in de notulen niet is weergegeven dat de leden van de fractie Werknemersbe
langen de vergadering vroegtijdig hebben verlaten.
De voorzitter antwoordt dat dit inderdaad in de notulen vermeld dient te
worden. Hij zegt dan ook toe dat de notulen aldus zullen worden aangepast.
Naar aanleiding van de notulen zegt de heer De Rooii dat zijn fractie het
betreurt dat wethouder Poppelaars wordt beschuldigd door de fractie
Werknemersbelangen. Het is bovendien zo, dat wethouder Poppelaars niet de
enige was die onvoldoende vertrouwen bleek te hebben in een goede
samenwerking met deze fractie.