- 19
Tenslotte nog dit:
Op pagina 5 derde alinea, geeft u een standpunt van onze fraktie weer uit de
commissie Algemeen Bestuur van eind november. Wij vinden het absoluut on
juist dat u zo selectief (slechts) een gedeelte uit ons betoog uit zijn ver
band haalt, waardoor een absoluut verkeerd beeld ontstaat van onze opvat
tingen over alcoholmatiging. Het bevreemdt ons ten zeerste dat u er niet in
geslaagd bent van deze commissievergadering een verslag te maken en dit ter
vaststelling voor te leggen aan de commissie. Wij hebben helemaal niet ge
steld, dat de gemeente in het kader van het alcoholmatigingsbeleid géén en
kele verantwoordelijk heeft!Wij hebben slechts willen aantonen dat de mid
delen die de gemeente heeft beperkt zijn en zich met name moeten richten op
publiciteit en voorlichting over de risico's van teveel alcoholgebruik. Wel
hebben wij gezegd, dat wij als gemeentelijke overheid onze inwoners niet
moeten bevoogden met subjectieve benaderingen zoals de zin in uw voorstel.
Ik citeer: "Uit hoofde van gezondheid van onze jongeren is de hedentendaagse
ontwikkeling van het weekendstappen onder de jeugd verontrustend te noemen
voor het peil van de gezondheid van onze jongeren".
Laat dit toch aan de jongeren over. Stimuleer liever de eigen verantwoorde
lijkheid. en als u dan toch een alcoholmatigingsbeleid wilt voeren, vervul
dan zelf een voorbeeldfunctie, waarbij ik duid op de gemeentelijke recep
ties, waar alcoholische versnaperingen royaal verschaft worden.
Ik ondersteun derhalve het initiatiefvoorstel. Ik nodig de heer Laurijssen
uit om onder het genot van een alcoholvrij drankje te discussieren over
diens opmerkingen aan mijn adres. Ik wijs tot slot nog op de bepalingen in
de algemene politieverordening waarin juist autonome bevoegdheid en plaatse
lijke opvattingen het best kunnen worden vertaald, derhalve ook in dit ge
val
De heer Mariinissen haalt tot slot van de eerste termijn van de diskussie
het volgende aan
Een brief van 6 september 1988 van Horeca Nederland brengt de zaak aan het
rollen; deze komt niet in de raadsvergadering van 29 september 1988 op de
lijst van ingekomen stukken wat je toch zou mogen verwachten.
Op 14 oktober 1988 is de brief wel opgenomen in de lijst van ingekomen stuk
ken. Iedereen die een beetje op de hoogte is van het wel en wee van de Zun-
dertse jeugd en de horeca en het zich wijzigende uitgaanspatroon van onze
jeugd en jongvolwassenen kent, weet dat er vele problemen en protesten
tegen het gevoerde beleid van de afgelopen jaren zijn. De redenen zijn niet
duidelijk. Men denkt dat het ligt aan een nieuwe burgemeester, een nieuw
kollege, een nieuw hoofd van de politie. Het resultaat is dat de jeugd en de
horeca zich in de tang genomen voelen; de jeugd verplaatst zich naar andere
plaatsen.
Als men dan na onderling overleg geprobeerd heeft om de zaak te versoepelen,
schrijft men als uiterste middel een brief aan de raad. Je zou mogen aanne
men dat het kollege deze zaak als een volwaardig agendapunt op zou nemen en
de raad in zijn bevoegheden betreffende deze zaak zou laten praten en laten
besluiten.
Zo gaat dat niet in Zundert, in de raadsvergadering van 27 oktober 1988,
stelt het kollege voor om deze brief ter afdoening te stellen in handen van
de voorzitter. Dit betekent: de gemeenteraad wordt niet naar een mening ge
vraagd, men wil dit duidelijk protest de mond snoeren door het te laten af
doen door de voorzitter. Hij wil alleen bepalen wat er mag in Zundert. Op
het moment dat wij in de raad van 27 oktober 1988 zeggen dat dit voorstel in
een brede kring van de bevolking ondersteund wordt mogen wij niet meer ver
der praten, de voorzitter ontneemt ons het woord en wij moeten afwachten.
Volgens de C.D.A. woordvoerder van der Kloot op 27 oktober 1988 is het be
palen van sluitingstijden een bevoegheid van de burgemeester.
Hiermee