- 8 - maar moet worden tegengegaan. Men mag aan de hand van suggesties uit de eerste ronde niet alsnog nieuwe ideeën naar voren te brengen. Overigens hanteert hij deze bepaling in de praktijk met enige soepelheid. In verband met toepassing van deze soepelheid heeft hij wel de be paling in het regelement van orde nodig. De door de heer Verheijen voorgestelde wijzigingen en aanvulling zijn voor hem voorts aanleiding te wijzen op het feit dat bij de artikelen 10, lid 2 en 19, lid 5 een raadslid, ongeacht de grootte van zijn fraktie steun moet hebben van tenminste 2 leden. Bij de spreektijd beperking in artikel 44 lid 3 moet het volgens hem mogelijk zijn in 20 minuten, ook bij begrotingsbeschouwingen standpunten naar voren te brengen. Het kollege heeft er volgens hem'geen problemen mee dat de bijlagen aan de raadsleden worden verstrekt en' dat zij deel uitmaken van de notulen. Hij wijst de heer Damen in verband met de ook door deze spreker geplaatste opmerkingen over spreektijdbeperking op zijn taak als voorzitter, die de spreektijd afhankelijk van het onderwerp langer zou kunnen laten duren, mits men niet uitwijdt over andere zaken. Volgens hem komt de voorgestelde redaktie van artikel 21, lid 3 over het niet-in-tweede-termijn deelnemen aan de beraadslagingen indien men niet voor de eerste instantie het woord gevraagd heeft, overeen met de tijdens de vergadering van de kommissie algemeen bestuur toegezegde redaktie.. Ook is een oplossing omtrent de bekorting van de rondvraag in overleg met de kommissie tot stand gekomen. Het is volgens hem welhaast onmogelijk op vragen in de rondvraag een duidelijk antwoordt te geven. Men kan beter de vragen schriftelijk in dienen, is zijn stelling. De beperking van de spreektijd bij de algemene begrotingsbe schouwingen komt ten goede aan het publiek; dit behoeft dan niet 2i uur lang naar betogen zitten te luisteren, zo meeat hij. Een raadslid moet volgens hem in staat zijn een beschouwing helder en duidelijk,zonder voor te lezen, in 20 minuten uiteen te zetten. Hij wijst daarbij op de praktijk van de tweede kamer en provinciale staten,waarvan de leden met het verbod om voor te lezen in staat moeten zijn binnen een beperkte spreektijd hun gedachten duidelijk kenbaar te maken. Op de vraag waarom er een nieuw reglement moet worden vastgesteld gaat hij niet meer in. Tot slot gaat hij in op de voorgestelde wijzigingen van de heer Roks. Daarbij verwijst hij omtrent artikel 10, lid 2 naar zijn eerder antwoord. Bij de voorgestelde aanvulling en wijziging van artikel 9, lid 1 wijst hij op artikel 73 van de gemeentewet, en de uitleg daarvan in samenhang de thans voorgestelde redaktie tijdens de kommissie vergadering. Omtrent het afvoeren van voorstellen van de agenda wijst hij de heer Roks op mogelijkheid, dat bijvoorbeeld uit nadere informatie is gebleken, dat het voorstel niet meer behoeft te worden behandeld. Dit komt echter sporadisch voor. De heer Zwaard reageert omtrent de toepassing van artikel 15, lid 3 met de opmerking dat interpretatie van dit artikel sterk afhankelijk is van de voorzitter. De voorzitter wijst erop dat het de raad vrijstaat indien het artikel niet naar genoegen wordt toegepast het reglement te wijzigen. - De -

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1987 | | pagina 90