- 22 -
orde is. Dat heeft niets met gemeenterecht te maken, maar dat zijn
gewoon de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Ik dacht dus dat wij
dit nu uit moesten zoeken; wij zullen dat oplossen en in een volgende
raadsvergadering krijgt u een mededeling hoe we gevaren zijn.
Vervolgens wordt hoofdelijke stemming overeenkomstig het daarbij ge
stelde besloten.
Omtrent stuk nr. XX (korrespondentie inzake benoeming waarnemend
burgemeester)
De heer Arnouts
Hoewel ik persoonlijk niets op u tegen heb wil ik toch wel het vol
gende opmerken.
Indien iemand tot wethouder en lokoburgemeester wordt benoemd, dat
betekent zulks dat hij de burgemeester moet vervangen.
Betrokkene zal er derhalve rekening mee moeten houden dat hij de
burgemeester bij afwezigheid in verband met vakantie ziekte of onge
val zal moeten vervangen.
De voorzitter:
Ik hoop niet dat u mij dit laatste toewenst.
De heer Arnouts:
Uiteraard niet meneer de voorzitter, maar de argumenten van vervan
ging van de burgemeester bij vakantie, ziekte of ongeval herhalend
wijs ik er wel op dat betrokkene dat niet moet zeggen geen tijd te
hebben of iets niet te doen, of iemand anders daarvoor aan te wijzen.
Hij is immers de plaatsvervanger.
Dat is normaal
De heer Marijnissen:
Naar aanleiding van uw benoeming wil de fraktie Werknemersbelangen
enkele opmerkingen maken over de gang van zaken die zich tevoren heeft
afgespeeld
Terzake is er een besloten/ informele (bij dit laatste me houdend
aan de tekst van de brief aan Gedeputeerde Staten) raadsvergadering
gehouden op 8 maart 1984
In deze vergadering is verteld door het kollege dat er behoefte was
aan een plaatsvervangend burgemeester of aan een derde wethouder,
mogelijk zou dit voor een langdurige periode zijn.
Voorts zou bij een mogelijke ziekte van een van beide wethouders het
nodig zijn dat een derde bestuurder er bij zou komen.
Voorts heeft de heer A. Jochems in de voorlaatste vergadering verklaard,
dat een meerderheid van deze raad vóór een plaatsvervangend burgemeester
zou zijn.
Naar aanleiding hiervan heeft onze fraktie de brief van 15 maart 1984
van het kollege aan de kommisaris der koningin opgevraagd.
Na lezing hiervan waren wij zeer verbaasd, want in plaats van een
derde bestuurder bij een ziektegeval staat hierin vermeld dat de heer
A. Jochems onvoldoende tijd vrij kon maken om zijn funktie te vervullen.
Als dit de werkelijke reden is, dan is op deze vergadering niet de
werkelijke reden verteld, meneer de voorzitter. Dit is zeer kwalijk.