De voorzitter:
De benoeming van het personeel derhalve ook dat van de dienst Ge
meentewerken is een bevoegdheid van het kollege, zodat de raad
een beslissing terzake niet kan terugdraaien.
Voorts was het naar de mening van de meerderheid van het kollege
noodzakelijk iemand aan te trekken op het niveau van de heer Van
Weert, want je kunt van hem niet verwachten dat naast de direk-
teurswerkzaamheden ook de werkzaamheden in de vorige baan worden
vervuld.
Voorts merk ik op, dat al de stellingen om personeel van onderen
te laten doorschuiven tot niets leiden, omdat de aanwezige des
kundigheid daarvoor onvoldoende is. Zulks doet aan de personen
niets af, maar de onderhavige funktionaris is gewoon nodig.
Overigens gaan de besprekingen buiten het kollege om, mij niets
aan, zodat het rechtsgeldige besluiten zijn, omdat zij met de
meerderheid van het kollege zijn genomen.
Ik zie niet in, wat het kollege hierover zou moeten zeggen. Ik kan
het niet helpen, dat het kollege tegen iemands zin in besluiten
neemt
De heer Marijnissen:
Om te beginnen betreft het hier niet zomaar wat praatjes. Ik
vind deze kwalificering van u over mijn betoog niet op zijn plaats.
Ik wijs erop, dat de stelling om de plaats van onderen op te vullen
niet zomaar een-twee-drie uit de mouw is geschud. In de loop der
jaren is het immers mijn insziens duidelijk gebleken dat er mensen
zijn die voldoende kapaciteit hebben om de funktie te vervullen.
Hierbij komt nog dat in de tweede nota van de direkteur van de
dienst gemeentewerken, waaraan u overigens voorbij gaat, wordt voor
gesteld om het eerste kollegebesluit in deze zin aan te vullen. U moet
deze nota nog maar eens lezen.
De voorzitter:
Ik heb er niet de minste behoefte aan in te gaan op hetgeen allemaal
in het kollege is besproken. Hierover praat ik niet en geef dan ook
geen opening van zaken. Het betreft een bevoegdheid van het kollege.
U kunt in de raad wel een voordracht houden, maar het kollege geeft
hierop geen antwoord. Het kollege praat niet vanuit de b. en w. ver
gadering.
De heer Domen:
Ik ben het met u eens dat dit een zaak van het kollege betreft.
Deze kwestie behoeft niet in de raad te worden besproken.
De voorzitter:
Dat ben ik graag met u eens, maar de heer Marijnissen heeft terzake
het woord gevraagd, zodat hem dit wordt gegeven.
De heer Marijnissen:
De heer Domen antwoordend kun je natuurlijk wel stellen dat deze
kwestie niets met de raad heeft te maken. De onderhavige zaak houdt
wel in dat jaarlijks een bedrag van 60.000,- tot 70.000,- moet
worden uitgegeven op basis van oude besluiten. Indien de mogelijkheid
aanwezig is zulks kritisch en opnieuw te bezien, dan vind ik dat
dit moet worden gedaan. Ik ben van mening dat deze funktie niet op de
voorgestelde manier behoeft te worden ingevuld en dat er vele andere
mogelijkheden zijn. Ook aan de ambtenaren, die het in deze tijd toch
wel moeilijk hebben, moet worden gedacht.
-20-