- 16 - De heer Mulders Het betreft het volgende. Heeft de heer Schrauwen zich in maart 1978 aangemeld voor de aankoop van gronden op het bedrijventerrein? De heer Marijnissen Dit is juist. De heer Mulders Heeft de wethouder van openbare werken in een oriëntatiegesprek in maart 1978, in aanwezigheid van een ambtenaar, betrokkene medegedeeld, dat -gelet op de oppervlakte, die de heer Schrauwen voor zijn bedrijf nodig heeft- geen terrein beschikbaar zou zijn, daar er dan voor andere gega digden geen terreinen meer beschikbaar zouden blijven? Is het juist dat de heer Schrauwen toen is weggezonden met het advies zelf zorg te dragen voor de verwerving van gronden? Indien deze zouden worden verkregen zou de heer Schrauwen de volledige medewerking verkrijgen teneinde in het bezit te komen van de vereiste vergunningen, middels de wijziging van het bestemmingsplan teneinde het nieuw te stichten bedrijf mogelijk te maken. Heeft de heer Schrauwen, na aankoop van gronden, een verzoek ingediend tot wijziging van het bestemmingsplan om hierop een milieuvriendelijk bedrijf te bouwen? Is het inderdaad juist dat eerst na zes maanden een eerste reactie werd ontvangen, waarin was vermeld dat wel medewerking zou worden verleend, nadat eerst een bijdrage van 150.000,zou zijn betaald? Ik ben er mede op de hoogte dat deze bijdrage inmiddels is verlaagd met ƒ.30.000, Tot slot, welke bedragen zijn door andere bedrijven, uitgesloten die welke zich nu op het bedrijventerrein gaan vestigen, betaald voordat werd be sloten tot medewerking middels een wijziging van het bestemmingsplan? De voorzitter Een deel van de vragen zal ik, een ander deel zal de heer Marijnissen beantwoorden. De heer Mulders Ik ben van mening dat de heer Marijnissen als lid van het college heeft gesproken. De voorzitter Ik zal zelf wel bepalen wie welke vragen namens het college beantwoordt. De heer Marijnissen In al datgene, wat ik zeg, tracht ik steeds de beleidslijnen van het col lege te verwoorden. Ten aanzien van de heer Schrauwen merk ik op dat deze zich heeft aangemeld voor een perceel grond op het bedrijventerrein, ten einde daar een bedrijf te vestigen. Op dat moment is niet alleen met de heer Schrauwen gepraat, doch ook met anderen, teneinde te trachten een inventarisatie te verkrijgen in de interesse van alle bedrijven in Zun- dert, die zich op het bedrijventerrein zouden willen vestigen. Deze inventarisatie is gepleegd in overleg met een ambtenaar van de dienst gemeentewerken. Op grond van het resultaat is een lijst van bedrij ven opgesteld. Daarna is de aard van het te vestigen bedrijf bezien in re latie tot de voorschriften van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Leeuwe rikstraat I. De conclusie was toen dat het toekomstige bedrijf van de heer Schrauwen niet in dit bestemmingsplan zou kunnen worden geprojekteerd. Dit heeft geresulteerd in een mededeling mijnerzijds aan de heer Schrauwen, dat gelet op de aard van het bedrijf, het niet mogelijk zou zijn, om zijn bedrijf in overeenstemming te brengen met de planvoorschriften. Op dat tijdstip heb ik hem gezegd, dat ten aanzien van de resterende gronden enige tijd zou kunnen verstrijken tussen het tijdstip van verwerving (die op dat moment nog geen uitzicht bood) en de verdere realisering. Dit omdat de goedkeuring van de provincie nog niet wast ontvangen. Deze goedkeuring

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1981 | | pagina 92