- 10 -
De heer Arnouts
Hieraan wilde ik het volgende toevoegen. Als de gedragslijn van de Arobcommissie
zoals deze thans is voorgevallen zich verder voortzet, dan kunnen we deze com
missie net zo goed gaan bestempelen als de "leuke jongenscommissie", want rekla-
mante is met de boodschap weggegaan, dat de subsidie toch wel zou worden verkre
gen.
De voorzitter
Ik denk dat u voor een dergelijke commissie geen meerderheid verkrijgt.
De heer Hoekman
Ik wil even inhaken op de woorden van de heer Zwaard. Ik weet wel dat er ver
schillende punten naar voren zijn gekomen, die niet zo licht op de maag liggen.
In de fraktievergadering is deze week over dit punt uitvoerig gediscussieerd.
Daarom dat het mij verbaast dat de heer Zwaard op de hoogte is van het standpunt
van de fraktie, de andere raadsleden zijn het niet. Het zwaarste argument voor
onze fraktie is het standpunt, dat vorig jaar werd ingenomen. Dit standpunt
hield in dat de Stichting Rotor is gewaarschuwd om voortaan niets meer op eigen
houtje te organiseren. In 1980 is gesteld, dat voor dat jaar de garantie-subsidie
nog wel zou worden toegekend, maar dat in 1981 de zaak zou worden bezien. In het
licht van deze feiten heeft onze fraktie in de vergadering van 9 april 1981 tegen
de subsidietoekenning gestemd. Nu komt de Stichting Rotor met hét argument dat in
november 1980 een verzoek om subsidie is ingediend waarop op 4 mei 1981 nog geen
antwoord is ontvangen. Dan kunnen misschien de andere raadsleden wel zeggen, dat
hiermede geen rekening is gehouden, zodat de subsidie alsnog zou moeten worden
toegekend, maar dit argument hebben wij zwaar laten wegen. Op grond hiervan zijn
wij tot de konklusie gekomen, dat de fraktie voor subsidietoekenning zal stemmen.
De heer Domen
De geluiden uit de raad van "schuifelen" en "op de verkiezingstour" doen mij tit
volgende afvragen. Hoewel op principiële punten de subsidie eerder is afgewezen
kan ik met het argument van de heer Hoekman meegaan, dat bij de Stichting Rotor
verwachtingen zijn gewekt, omdat geen antwoord op de brief van november 1980 is
ontvangen, zodat de subsidie-aanvrage zou kunnen doorgaan. Het antwoord is veel
te laat uitgegaan, zodat een bezwaarschrift is ingediend. Dit bezwaarschrift is
duidelijk toegelicht. Als voorzitter van de commissie, waartoe de Arobcommissie
is ingesteld, merk ik op dat deze naar mijn mening is ingesteld, om bezwaar te
maken tegen dergelijke afwijzingen. In de te houden hoorzitting kunnen dan argu
menten en standpunten naar voren worden gebracht op grond waarvan het gewettigd
zou kunnen zijn de tentoonstelling, zoals thans in het geding, alsnog doorgang te
laten vinden. In de toelichting heb ik persoonlijk voldoende argumenten gevonden
om alsnog bevestigend op het subsidieverzoek te reageren. Hieraan voeg ik toe
dat men indien men mij beticht van het feit dat ik afzie van een eerder ingeno
men standpunt, dat men zich dan moet afvragen of de commissie nog wel voldoende
democratisch funktioneertIk wil dat juist wel doen. Met andere woorden, wanneer
iemand door de Arobcommissie steeds zou moeten worden afgewezen, dan heeft het
geen enkele zin hoorzittingen te houden. Ik dank u wel.
De voorzitter
Namens het kollege merk ik op, dat naar zijn mening geen reden aanwezig is,
waaruit zou kunnen worden gekonkludeerd dat het kollege niet duidelijk is. De
briefwisseling is duidelijk genoeg geweest. Overigens ga ik nu over tot de stem
ming over de al dan niet ongegrondverklaring van het bezwaarschrift. Wie "voor"
stemt, stemt voor gegrondverklaring, wie "tegen" stemt, stemt voor ongegrondver
klaring. De gegrondverklaring houdt dan wel in dat de subsidie alsnog wordt toe
gekend
de heer S. Jochems voor
de heer Domen voor
de heer Hoekman voor
de heer Van Nunen voor
de heer Marijnissen tegen
de heer Jacobs tegen
mevr. Voeten-Damen tegen
de heer Mulders voor
de heer van der Kloot voor