dienst gemeentewerken Zundert is opgesteld. Dat houdt nogal wat in. Los van de vraag of deze bouwkundige voorzieningen nodig zijn - ik neem aan dat ,mede gezien het feit dat deze voor het kleuteronder wijs bestemd zijn, wel juist is, haal ik en kele punten aan, die mijn bizondere aandacht kregen. Ik noem: het toendertijd wit schilderen van de buitenmuren in opdracht van het schoolbestuur. Wat blijkt nu? Regelmatig moeten x deze muren her- schilderd worden, wat een p grote post aan onderhoud betekent. In het rapport staat nu het voorstel om de verf eraf te stralen, wat weer tot gevolg heeft dat de specie tussen de stenen verdwijnt en dat de muren daarom wederom gevoegd dienen te worden. Dat lijkt me niet alleen een vrij dure aangelegenheid, maar roept bij mij tevens de vraag op of hier geen sprake is van een door schuld of nalAtigheid ontstane schade post. Een ander punt is bijvoorbeeld de vloer. De radiateuren die in het schoolgebouw geplaatst zijn hebben veroorzaakt, mede door konstruktiefouten betreffende de hoogte van de vloer, dat een geheel nieuwe mahonievloer gelegd dient te worden. Daar de oude in een aboninahele toestand verkeert. Duidélijk een geval van schuld of nalatigheid, alhoewel ik hierbij in het midden wil laten wiens schuld het is of aan wie nalAtigheid kan worden verweten. Schuld, waarschijn lijk door derden veroorzaakt hetgeen inhoudt dat in dit geval verwezen moet worden naar artimkei 53» lid 4 van de desbetreffende wet. Dit voor wat betreft de medewerking aan buitengewoon onderhoud, c.q. constructiefouten, en andere vraag die bij mij opgekomen is gaat over het volgende. Het is u bekend dat het ministerie van onderwijs heeft bepaald dat de integratie van het kleuteronderwijs en het basisonderwijs in het jaar 1983 gerealiseerd moet zijn. Welnu. Overwegende dat er een lokaal van de lagere school te Kleih-Zundert leeg staat, overwegende dat in de toekomst het leer lingenaantal drastiAch zal teruglopen lijkt het mij wenselijk de kleuterschool te doen onderbrengen bij de lagere school. Ik zou dan ook het kollege het advies willen geven deze overwegingen mee te wil len nemen en te betrekken in een gesprek, dat u ongetwijfeld met het schoolbestuur zal hebben. Een laatste opmerking in deze termijn be treft het volgende: het verzoek van het schoolbestuur dateert van 50 november 1978. De raad moet volgens de wet binnen vier maandden beslissen over het verzoek. Dat houdt wel in dat een gewijgigd, c.q. aangepast voorstel op de eerstvolgende raadsvergadering, te weten 15 maart, opnieuw in diskussie gebracht moet worden, omdat op 30 maart de termijn vervalt. Ik dank u. De voorzitter: Het gaat hier mijnheer Zwaard, om het in principe verlenen van medewerking en niet om het voteren van gelden. Uw opmerking over de hoogte van de bedragen zou dan ook bij de volgende gelegenheid aan de orde moeten komen. Hier wordt nu alleen medewerking gevraagd. Dat is een uitspraak. Dan krijgen we later een vaststelling van de bijdrage in concrete. Het komt dus terug. De heer Zwaard: Maar voor de goede is het natuurlijk zo dat,wanneer ik nu medewerking verleen,ik dan de volgende keer moeilijk kan hikken tegen de hoogte van de bedragen. Dan zou een beetje kinderachtig zijn. Ik hoor dat al zeggen. Ik hoor ook al zeggen: ja, Zwaard, je hebt de vorige keer medewerking verleend, en nu het om de konkrete bedragen gaat, ga je bezwaren maken. Ik ben van mening dat,wanneer men een in-principe- besluit gaat nemen,het ook van belang daarbij is zich af te vragen of er schuld of nalatigheid aan de orde is. Dit, nog afgezien van de hoogte van de te verlenen bijdrage. De voorzitter: Er ligt nu een verzoek aan u voor en dat is naar onze smaak rijp om te worden behandeld - om medewerking te verlenen. En dus niet een

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1979 | | pagina 69