-18-
de heer Hereijgers:
De gemeente Rucphen doet niets.
De voorzitter:
Wat hedoelt U nu met niets?
De heer Hereijgers:
Wou, helemaal niets.
De voorzitter:
De gemeente is met een plan bezig.
De heer Hereijgers:
be gemeente Rucphen wil niet meewerken.
De heer Zwaard:
Wel waar, het ligt bij Gedeputeerde Staten. Dat heb ik van de
voorzitter gehoord. De burgemeester van Rucphen is vorige week
naar Gedeputeerde Staten geweest om die zaak aanhangig te maken.
Toen is er gezegd dat hij gewoon zijn beurt moest afwachten.
De voorzitter:
Wij zullen het eens navragen.
De heer Hereijgers:
Hoe staat het met de aankoop van gronden om te kunnen bouwen
in de toekomst?
De heer Marijnissen:
Ik denk dat TJ duidt op de ontwikkelingen in Klein-Zundert. Ook
in Achtmaal zijn we bezig. In Klein-Zundert zijn we met enkele
mensen in onderhandeling. Wij kunnen daarover nog geen medede
lingen doen. Onze taxateur is in onderhandeling met deskundigen
van enkele grondeigenaren. Wij moeten ook de vragen bekijken
van enkele eigenaren om te mogen herbouwen op eigen grond aan
sluitend aan de bebouwde kom. We zijn er mee bezig. Soms gaat het
snel en soms langzaam.
De heer Hereijgers:
Gaat het snel of gaat het lang duren?
De voorzitter:
Voor dit soort zaken kun je geen data noemen.
De heer ^ereijgers:
Wat is de algemene indruk?
De voorzitter:
Het is een hele hoop werk wat de wethouder moet verzetten, dat
kan ik U wel zeggen. Het valt erg tegen.
De heer Hereijgers:
Is er de mogelijkheid van vervangende grond?
De heer Marijnissen:
We hebben wel wat grond aan te bieden, maar dat is toch altijd
slechter of ongunstiger gelegen. De algemene tendens is dat men
niet op geld zit te wachten en niet direkt wil verkopen. Het
is een moeizame zaak, maar er wordt aan gewerkt.
De voorzitter:
Het moet allemaal vrijwillig.