-12-
zeggen? Dan begint de tweede termijn.
De heer Valk:
Vorige spreker vraagt de mening van de andere frakties. Als ik eer
lijk moet zijn, mijnheer de voorzitter, dan kan ik niet beoordelen of
het gewenst, nodig of vereist is. Maar ik hoorde zo tussen de woorden
door - ik zou daarover informatie willen hebben - dat de heer Marijnis-
sen het met de vorige spreker eens was. Ik zou meer informatie willen
hebben, wanneer een uitspraak van de raad gevraagd wordt.
De voorzitter:
Wat voor informatie zou u dan willen hebben? Aangaande wat?
De heer Valk:
De motivering komt mij heel twijfelachtig over, zoals u de vorige
spreker beantwoord heeft. Ik zou dan echt wel iets meer willen weten.
De voorzitter:
U heeft het dossier ter inzage gekregen. Daarin zat alle gevoerde
korrespondentie. We kunnen nu wel een uitvoerige diskussie gaan houden
over de wettelijke verplichting om te gaan voldoen aan de vordering
van het Waterschap, dit in ruil voor een vergunning tot het lozen
van rioolwater in de zin van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren.
Dan kun je gaan praten over de technische kant van de zaak en de
berekening van het bedrag. Als ik zeg: voor dit bedrag zijn we wel nat,
dan geef ik daarmee weer het standpunt van het kollege.
De heer Valk:
Ik heb via u een vraag aan wethouder Marijnissen gesteld.
De voorzitter:
U moet nu niet proberen om bij alle gelegenheden te horen hoe het
kollege erover denkt. Wij hebben een voorstel gedaan, waar wij met ons
drieën achter staan. Dat zijn we gewoon. Dat de ene er minder kapot
van is dan de ander, dat doet weinig terzake. We doen met ons drieën
zonder voorbehoud een voorstel.
De heer Valk:
Het spijt me wel, maar het is aan de heer Marijnissen of hij wil blij
ven zwijgen. Ik dank u wel.
De voorzitter:
Ik geef hem graag de gelegenheid iets te zeggen, maar ik geef hem ook
graag de gelegenheid te willen zwijgen. Hij mag doen wat hij wil.
De heer Marijnissen:
Spreken is zilver en zwijgen is goud. Ik zit helemaal niet om goud
verlegen. En daarom spreek ik toch. Het is namelijk zo dat ik ook
altijd van mening ben geweest dat, als men een belasting heft, er
redelijkerwijs iets tegenover moet staan, wil de belasting aanvaard
baar zijn. Ik heb in dit geval zelf daarmee nog al wat moeite gehad.
Ik ben uiteindelijk op goede gronden van onze voorzitter akkoord ge
gaan met de strekking van het voorstel, maar het is niet van harte.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
U merkt aan mijn reaktie wel dat ik ook niet sta te trappelen. Maar ik
dacht dat deze kwestie op de spits wordt gedreven, als je deze
voort laat gaan. De kern van de zaak is dat we uiteindelijk verplicht
zijn een bijdrage te verlenen voor dat lozen; dat vloeit voort uit het
systeem van de wet. Als dat zo is, laten we daarover dan
niet strijden. Laten we dat dan doen. Alleen vinden wij dan wel dat