-2- meester en wethouders voor kennisgeving aangenomen. Ad I B. De heer Valk: Onder de grondtransacties worden twee namen genoemd, die mij aanlei ding geven tot het opmerken van het volgende. Er is iemand bij mij geweest, die een woning heeft gekocht van een bedrijf. Dat betreft een hoekwoning, waarvan de zijgevel een raam heeft met doorzichtig glas. De gemeente heeft voor die woning, irtklusief dat zijraam, een bouwvergunning verleend. Ik zou graag opheldering willen hebben over de kwestie, die naar aanleiding van dar raam gerezen is. Misschien heeft de gemeente juridisch gelijk, maar wellicht heeft de gemeente de morele taak om - als het verhaal juist is - betrokkene financieel in staat te stellen dat raam te veranderen. De voorzitter: Het antwoord is heel eenvoudig. Ik moet hierbij overigens opmerken dat ik een en ander tracht te beantwoorden, steunend op mijn geheugen. Mocht het niet juist zijn, dan word ik wel gekorrigeerd. Men mag het raam wel hebben op grond van de bestemmingsvoorschriften. Vraagt men een bouwvergunning, dan krijgt men dat raam. Maar men mag het niet hebben op grond van het Burgerlijk Wetboek. Dat zijn twee voorschriften die naast elkaar liggen. Dat de gemeente moreel aansprakelijk is, betwijfel ik ten zeerste. Wij hebben de eigenaar van dat huis aange schreven met de mededeling dat de gemeente nog eigenaresse is van het belendend bouwterrein en dat hebben van dat raam met uitzicht op het bouwterrein niet toelaatbaar is. Wij willen daarmee de rechten van de kopers van dat bouwterrein waarborgen. Dat is alles, wat ik er van zeggen kan. De heer Valk: Op het moment dat de gemeente een bouwvergunning verleende voor het blok woningen, waarvan de woning, die ik zo even noemde, deel uit maakt, was in het bestemmingsplan een openbaar pad naast die woning aangegeven. Dat is al een aantal jaren geleden. Ik dacht dat het een goed beleid zou zijn geweest, wanneer de gemeente bij het verlenen van de bouwvergunning die zaak voldoende onder ogen had gezien. Ik neem aan dat ten tijde van het verlenen van de bouwvergunning nog de situatie gold dat er een pad langs die woning zou komen te liggen. Als het niet zo zou zijn geweest, dan had de gemeente daarmee rekening moeten houden. Naderhand is het plan gewijzigd. De eigenaar, die de woning heeft gekocht zo als die zou in zoverre nalatigheid verweten kunnen worden dat hij geen inzage heeft genomen van het plan en geen bezwaren tegen het plan heeft gemaakt. Ik ben van mening - en ik wil het voorzichtig stellen - dat de gemeente in dit geval misschien toch wel nalatig is geweest. Want ik meen dat ambtenaren, die dit soort zaken behartigent^urgemeester en wet houders op de hoogte dienen te zijn van de verplichtingen ingevolge het Burgerlijk Wetboek. Althans dat was ik in mijn tijd ook. En ik wees er de mensen op dat van de zijde van de gemeente geen beperkingen golden, doch dat de buren terzake wel de nodige rechten gewaarborgd dienden te worden. Ik vind dat de gemeente de bouwterreinen alleen mag verkopen aan de belanghebbenden met de last op die per celen dat het raam geduld moet worden. Dat is mijn mening. Ik weet niet of de overige raadsleden zich daarin verdiept hebben. Ik neem aan van niet, want die betreffende meneer zal niet overal geweest zijn. Maar ik zou daarover toch graag een uitspraak van de raad willen heb ben. De voorzitter: Het is zo dat die zaak allereerst nog nader door het kollege bekeken

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1978 | | pagina 53