-7-
stand van het stort in ogenschouw nemen. Wij zullen uiter
aard al naar gelang bevind van zaken verdere maatregelen over
wegen. Het heeft geen nut hier nu paniekvoetbal te gaan be
drijven, in die zin dat we nu al allerlei dingen gaan doen
zonder precies te weten waar we nu mee te maken hebben, daar
willen we ons behoorlijk over laten adviseren. Wij hopen u
wanneer we erop terugkomen concretere dingen te kunnen zeggen
over hetgeen er gebeurd is en hetgeen kan worden gedaan om te
voorkomen dat het nog een keer gebeurt. De zeer gedetailleer
de vragen van mijnheer Valk. Voor een deel zijn ze al beant
woord en voor een ander deel zullen ze in een schriftelijk
antwoord onzerzijds worden betrokken.
De heer Valk:
Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot hetgeen U stelt
over dat enkele brandje, ik sta er ook niet altijd bij maar
uit verkregen inlichtingen van omwonende zouden deze regel
matig plaatsvinden. De gemeente weet dit niet omdat men dan
alleen de brand meldt als men er zelf hinder van heeft. Dat
hebben ook enkele mensen mij bevestigd en die zeggen: ik
heb het wel zien branden maar ik meldt dat niet omdat ik
er geen hinder van heb. Ik heb gezegd dat ik dat fout vond
omdat ze niet mogen branden volgens de voorschriften. Ik
heb gevraagd: meldt het altijd. Maar daarom blijkt het niet
tot U door te komen als die brandjes er zijn en ze komen
wel regelmatig voor.
De voorzitter:
Mijnheer Valk ik kan daarop -en ik dacht dat de wethouder van
openbare werken mij daarin kan bevestigen- zeggen dat wij
heel weinig klachten hebben gehad naar verhouding in de loop
van de jaren over dit stort dat naar ons eigen bevind dit
stort er goed bijligt en dat het nou over-trokken is het
voor t^jaan doen alsof het een grote bende is die voortdurend
ligt te branden. Ik dacht dat dat toch een beeld bezijden de
waarheid was.
De heer Valk:
Mijnheer de voorzitter, dat is toch niet helemaal waar, want
die vragen -we krijgen daarop nog antwoord-Als we
daar met de raad naartoe gaan en daar staat in de voorwaarden
dat het vuil met tachtig centimeter grond afgedekt moet wor
den dan kunnen we over het hele veld waar gestort met een
schop konstateren dat er niet meer dan een schopdiep grond
ligt en geen tachtig centimeter. Dus U moet niet stellen
dat alles keurig wordt gedaan.
De voorzitter:
Nee, ik heb U gezegd: het ligt er voor het oog keurig bij.
En ik heb U gezegd: ik vind het wat bezijden de waarheid
om hier nu een voorstelling van zaken te geven, alsof het
een grote bende zou zijn. Dat is niet juist dat bestrijd ik U.
De heer Huijbregt:
Ik heb een kleine opmerking, mijnheer de voorzitter. U zegt
dat het er over het algemeen genomen keurig bij ligt. Dan
moet ik U wel zeggen dat het er aan ligt van welke kant U
het bekijkt, want dan moet U is de moeite nemen en dan moet
U eens gaan kijken op het erf van Van Hassel, die vlak bij
de leemputten zit, en dan moet U van die kant de stort eens
bekijken.