-29- gezegd. Het is in hoofdzaak niet meer een woning. Als de raad het daar mee eens is dan is het goed en als de raad het daar niet mee eens is, zullen wij ons daar ook bij neerleggen. Dat is dan een uitspraak in beroep. U moet niet menen dat wij U altijd moeten kunnen overtuigen. Als wij het niet met el kaar eens zijn^zullen we dat wel merken. Ik wil de heer Valk nog wel zeggen dat -hij heeft daarover gesproken en dat wil ik niet onder tafel vegen anders krijg ik dat verwijt- wij geen behoefte hebben aan de bespreking van een casuïstiek van wat er onder de gelding van het ene en wat er onder de gelding /"worden gebouwd. van het andere plan n wel en niet aan bedrijfsruimte mag Daar heb ik niet de minste behoefte aan. Ik zie er ook geen reden voor om er een speciale studie aan te wijden. Als de heer Valk die vraag aan de raad wil voorleggen, dan wil ik hem graag in stemming brengen. De heer Valk: Waarom geeft mijn geen antwoord op de vraag waarom de zol derruimte buiten beschouwing gelaten wordt? De voorzitter: Dat hebben wij hier in het stuk gezet. Dat zeggen we toch in ons preadvies. De heer Valk; Vindt U dat gemotiveerd? De voorzitter: Dat vinden wij een motivering. De heer Va]_]c; En dat slikt de raad? De voorzitter: We weten niet of de raad dat sliktl e heer Vaik: Die hebben geen behoefte om te weten waarom Ik dat buiten be schouwing laat. De voorzitter: Ik vroeg U,na de uitvoerige discussie, of U dat voorstel van U als een punt van orde nog aan de stemming wilt onderworpen zien of wilt U het De heer Vaik: Ik zou wel willen hebben dat de raad -tenminste als hij het daar mee eens is en hoe de uitslag ook uitvalt- zou willen beslissen hoe de grens moet komen te liggen. De voorzitter: Dat kunt U nietU kunt alleen maar U kunt het per geval in beroep doen als er een weigering is. ^at is Uwonverkorte recht. Wij, B en W, hebben tot taak uit te voeren de voorschriften op het gebied van de bouw. Als wij het niet goed doen dan is er een beroep mogelijk. Ik hoop niet dat alle beroepen even zwaar zullen ploegen als dit be roep en ik hoop ook niet dat we altijd beroepen zullen krijgen. Maar als men het er niet mee eens is,is het het onverkorte recht van de aanvrager om in beroep te gaan. Dan mag de raad daarover oordelen.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1977 | | pagina 29