-26-
jektief "bekeken? Zijn alle mogelijkheden getoetst Daarop
heb ik in eerste instantie geen antwoord op gekregen.
De Voorzitter:
Ik dacht dat dat besloten lag in hetgeen wij gezegd hebben,
mijnheer Pellis. Wij menen dat het objektief zo moet zijn.
De heer ellis:
Is dat getoetst?
De voorzitter:
Dat leggen we aan U voor U kunt daarover een oordeel geven.
Wat wilt U nog meer dan dat4 Moeten we dan nog een plechtige
verklaring daarbij geven en zó hebben wij het objektief beke
ken.
De heer Valk:
Wel argumenteren waarom de zolderruimte buiten beschouwing
laatj
De voorzitter:
U bent niet meer aan het woord, mijnheer Valk.
De heer Pellis:
De indruk komt over, dat er een negatieve sluier overheen
ligt. Wanneer de heer Vreijsen ervan overtuigd is dat objek
tief alle mogelijkheden getoetst zijn, dan ben ik ervan over
tuigd dat de heer Vreijsen daar genoegen mee neemt. Maar dan
moet hij ook overtuigd worden dat alles getoetst is.
De voorzitter:
Maar mijnheer Pellis. In alle redelijkheid. Als wij iemand
een vergunning weigeren dan kun je toch niet als eis stelle n
dat wij hem ook nog overtuigen dat wij het terecht hebben
gedaan. Als hij van mening is dat wij het niet terecht hebben
gedaan dan kan hij in beroep komen bij de raad. Dat is bij
deze gebeurd. U mag straks oordelen over de vraag of wij het
goed gedaan hebben of niet. Dat wordt aan een stemming onder
worpen. Dan kunt U het laatste woord hebben. Wij hebben ge
daan wat wij vonden dat gebeuren moest, wij hebben het TJ voor
gelegd en nu mag U zeggen wat U ervan vindt. Wat betreft het
argument van de werkgelegenheid,ik heb- EMgezegd dat het niet
gaat om de vraag of er werkgelegenheid gemaakt wordt, het gaat
ook niet -en dat zei ik-in de richting van mijnheer Jacobs-
over de bescherming van de zwakkeren in de samenleving, dat
zijn natuurlijk belangrijke dingen,maar hier is op dit ogen
blik alleen aan de orde: is deze bouw in overeenstemming met
het bestemmingsplan. Daarvan -ik kom daar nog op terug- zeg
gen wij: neei En daarom dacht ik datUwbetoog -hoewel inter-
ressant- niet bijdraagt aan de overtuiging dat wij het ver
keerd gedaan hebben. Dan ga ik door. Mijnheer Jacobs wil
niet meer het woord. Mijnheer Huijbregts niet, mijnheer Hoek
man niet.
De heer Kunst:
Mijnheer de voorzitter, ik word niet zo gauw kwaad als mijn
heer Valk, dus kan ik nog gerust een paar uur doorgaan.
L)