-24- is vastgelegd. Het beleid van B en W tot nu toe is ge weest dat woningen met praktijkruimte mogelijk zijn ge weest in het uitbreidingsplan. En nu is er één verschil maar misschien zijn er nog wel meer Ik heb ze niet alle maal nagegaan, want ik vind dat niet relevant. Maar er staan in het uitbreidingsplan woningen met praktijkruimten en niemand heeft er bezwaar tegen gemaakt dat die gebouwd zijn. Be gemeenteraad heeft zich altijd uit gesproken voor versoepeling van de voorschriften. Voorzover het mogelijk en toelaatbaar is, ben ik het daar mee eens, maar dit is gebeurd en het zijn feiten die er liggen, wonin gen met praktijkruimten. Daar ligt een verhouding in een bepaalde vorm. Dan vraag ik nu eerst een behandeling om door de raad vanwege de rechtsgelijkheid te laten vaststellen waar die verhouding ligt. Anders gaat U geen rechtsgelijk heid plegen. Die woningen staan er. Daar behoeven we niet lang over te praten, dacht ik. Als U behoefte hebt aan een.lijst dan wil ik die wel aan U doen toekomen, maar ik dacht niet dat dat relevant was. Hier is relevant het bewuste criterium dat collega Kunst ook stelt. En die bewuste verhouding mo gen wij blijkbaar helaas niet aan het college van B en overlaten. En ik vind derhalve mijnheer de voorzitter dat de raad zich moet uitspreken van wat nu nog toelaatbaar is aan grote van bedrijfsruimte bij een woning om dat nog ge woon te mogen doen. Dat is het criterium en ik vind dat we daar uit moeten komen, en niet zomaar met de vinger in de lucht dat we zeggen nu- is het geen woning meer. Dit is niet duidelijk en die duidelijkhied zal er moeten komen. De voorzitter: Mijnheer Valk, het gaat om een groot aantal voorschriften, om een groot aantal plannen en een dergelijke discussie op dat punt daaraan heeft het college geen behoefte. De raad wordt dan ook ontraden om daarop in te gaan. Ik dacht dat ik op hetgeen de heer Valk gezegdheeft niet verder behoef in te gaan. Ik dacht dat in hetgeen ik in eerste instantie gezegd heb voldoende duidelijkheid is gelegen over wat wij daar van vinden. Ik hoef U niet te overtuigen. We praten in twee termijnen en U hebt U tweede termijn gehad. Ik heb daarop geantwoord wat ik meende dat het college daarop moest zeggen. De heer Kunst heeft nog het woord. Als U nog meer wilt zeggen, geef ik U graag het woord. De heer ^alk: Als wij er zo mee af worden gemaakt kan ik me niet voorstel len dat dat een bevrediging voor de raad is. Ik kan me niet voorstellen dat collega-raadsleden overtuigd zijn dat hier de wet wordt toegepast, zoals door anderen gesteld. Ze gaan op het vertrouwen van B en W af. Dat vind ik heel mooi, maar ik vind dat ze hun eigen verantwoordelijkheid moeten dragen en wanneer ze hier zien dat anderen het wel mogen en een der de of een vierde het niet mag, dan wordt het recht hier mis bruikt. De voorzitter: Ik moet het U nog een keer zeggen. Ik geloof dat nou toch werkelijk de zaak te ver voert. De heer Valk: U ontneemt mij het woord

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1977 | | pagina 24