anders dan een voorschrift naast je neerleggen.
De heer Huijbregts:
Als een stedeling die in het buitengebied zit, mijnheer de voor
zitter, van het college een brief krijgt dat zijn bouwvergunning
afgewezen is -dat hij heeft hij toch gekregendie stedeling die
ik voor hebMoet ik nog meer vertellen, mijnheer
de voorzitterj
De voorzitter:
Maar, mijnheer Huijbregts. Zal het de eerste keer zijn dat er
over een bouwvergunning heen en weer gepraat wordt? Ik geloof
het niet. Ik ga er echt niet verder op in. Dan ga ik door met
mijnheer Valk, Mijnheer Valk, het gaat er niet om dat wij zun-
dertse mensen raampjes gaan weigeren. Ik heb U al gezegd dat ik
de hele kwestie van dat raampje en die deur van ondergeschikt
belang vind. Mijnheer Zwaard heeft het juist ge steld toen hij
zei dat het ging om de vraag of wij het zouden erkennen of lega
liseren, Toen heb ik U gezegd dat wij met twee maten gemeten
hebben. Wij hebben woningen wat soepeler behandeld. Wij hebben
hele verbouwingen toegelaten als dat agrarisch gebeurde en ook
in de quasi-agrarische sfeer. Ter aanvulling van de heer Arnouts:
wat is een bedrijf, wat is een agrarisch bedrijf? Daar is ook
nogal wat kwestie over en dat wordt door sommigen heel snel aan
genomen, door anderen minder snel, U moet me nou niet vangen op
elk geval wat zich heeft voorgedaan, maar ik wil alleen maar de
lijn aangeven die wij er geprobeerd hebben in te leggen. Mijn
heer Dellis krijgt nog een antwoord. Automatisch buiten de be
stemming vallenj Er is op het ogenblik in feite een gebruik van
een wettig aan mynheer Beek in eigendom toebehorende woning dat
in strijd is met de bepalingen van het bestemmingsplan. Dat be
tekent dat er staat dat een woning niet uitsluitend gebruikt
wordt voor een agrarisch bedrijf. Dat is de strijdigheid. Het
is wettig eigendom van de heer Beek,maar het pand wordt ge
bruikt in strijd met de bepalingen van het plan. Wij hebben in
dit plan geheel geen gebruiksvoorschriften en moeten ons beroe
pen op de Bouwverordening. Politiedwang hebben we om verschil
lende redenen, waarop ik nu niet wil ingaan, nog niet toege
past. Ik weet niet wat we er in de toekomst mee zullen moeten gaan
doen, maar dat hebben we niet gedaan. Goed. Ik denk dat de zaak;
zo wel uitgepraat is en dat er zal moeten worden gestemd. We
hebben de zaak in twee termijnen behandeld en is voldoende uit
gepraat, Ik zou stemming willen houden.
De heer Valk:
Ik dacht dat als een collega tussentijds wat zegt, hij dan beant
woord moet worden.
De voorzitter:
U mag de heer Zwaard antwoord geven, maar ik geloof dat ik ver
der de discussie wil beëindigen.Het is tenslotte in twee termijnen
aan de orde geweest. Mijnheer Valk antwoordt de heer Zwaard.
De heer Valk:
Mijnheer de voorzitter, de heer Zwaard zegt op een gegeven ogen
blik dat als wij dit zouden geven dat consequenties zou hebben
voor de verdere afgifte van bouwvergunningen. Wanneer wij en het
college geen onderscheid meer weten te maken tussen het veranderen
van een raam in een deur -U hebt het zelf al gezegd dat het zo