-15- De voorzitters Nou, dan zal ik met U beginnenj De heer Zwaard; Mijnheer de voorzitter, mag ik er misschien wat over zeggen? De voorzitter: Gaat Uw gang. De voorzitter; nog Er is/ïets maar dat hoor ik de hele avond niet zeggen. Het essen tiële van de zaak is natuurlijk dat,als B en W dezei verbouwing toelaat, erkent het college daarmee dat er strijdig gebruik plaats vindt, Dientengevolge zou het niet tot de onmogelijkheden behoren dat de heer of mevrouw Beek over bij wijze van spreken een maand weer een verbouwing aanvraagt en wat moeten we dan zeggen? Je moet ook waken voor de toekomst. Als de heer Valk over conse quenties spreekt dan moeten we wel bedenken dat als we deze ver bouwing toestaan, wij in de toekomst ook andere verbouwingen moeten toestaan. Dat is de essentie van deze zaak en daarom staan we geheel achter het voorstel van B en W, De voorzitter: Dank U, mijnheer Zwaard, Ik kom er dadelijk nog op terug maar ik wil eerst de heer Huijbregts beantwoorden. Mijnheer Huijbregts als U meent dat U geen informaties meer moet inwinnen bij ambte naren dan maakt U een deerlijke vergissing. De heer Huijbregts: Ik stel een zeer groot vertrouwen in de ambtenarenl De voorzitter: Maar mijnheer Huijbregts, nou moet U mij niet met de onzin aan boord komen -laat ik dat duidelijk zeggen- dat een ambtelijke informatie een eindpunt in de behandeling is. Er is een ambte lijk advies en U komt om ambtelijke inlichtingen en die zullen door de bank genomen weergeven wat er uit het college komt, maar U moet er niet gek van opkijken als het college van tijd tot tijd ook eens een mening over iets heeft. Ik zou Uw gezicht wel eens f~wij willen zien als/het omdraaiden en zouden zeggen: het spijt ons verschrikkelijk, wij hadden het graag anders gedaan, maar de adviezen gingen in die richting en toen konden wij niet anders2 Dat is dan de consequentie van wat U zegt. De heer Huijbregts: Ik ga er van uit dat als ik een advies vraag aan een ambtenaar dat hij mij een deskundig advies geeft aan de hand van de voor schriften, Maar mij blijkt, mijnheer de voorzitter, dat B en W van die voorschriften afwijkenj De voorzitter: Dat is het nou juistI De heer Huijbregts: U bent van die voorschriften afgewekenJII De voorzitter: Dat is niet waar, mijnheer Huijbregts, Wij hebben een andere mening gehad over de toepassing van de voorschriften. Dat is wat

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1977 | | pagina 226