-21, recht vallen. Die panden die staan daar en die mogen zo zijn omdat ze er al waren toen respektievelijk het bestemmings plan en de Bouwverordening in werking gingen. Daar kun je geen steun in vinden om nu dit plan toe te staan. Ik kom op de heer Jochems -die het eerste begon- het laatste terug, om duidelijk te zijn. U wordt niet vergeten maar ik wilde er het laatst op in haken. De heer Bellis spreekt woorden van gelijke strekking als mijnheer Valk. Ik zou tegen hem en ook tegen mijnheer Jacobs willen zeggen dat eigenlijk hier -en dat is het enige punt waar ik het met mijnheer Kunst eens ben- uitsluitend geldt de vraag: mag hier gebouwd worden. Dus niet wordt er werkgelegenheid geschapen of worden de zwakkeren in de samenleving beschermd? Ik zou de heer Ja cobs erop willen wijzen dat,wat betreft de belangenbescher ming de huurbescherming die de huurder daar heeft,die wordt in het Burgerlijk Wethoek met drie instanties gewaarborgd. Hij kan naar de Kantonrechter gaan om verlenging te vragen bij opzegging; hij kan in beroep gaan bij de ftechtbank en hij kan,zo daar gronden voor mochten blijken te zijn, nog in cassatie proberen gelijk te krijgen. Dat ligt niet op onze weg, die taak is aan anderen gegeven. De heer Jacobs kan dus -blijkens zijn betoog- toch wel instemmen met het voor stel van burgemeester en wethouders, gegrond op de omstan digheid dat wij het plan in strijd achten met het bestemmings plan. De heren Huijbregts en Hoekman. Ik konstateer dan dat de heer Huijbregts niet benaderd is door wethouder Marijnis- sen. Ik heb het gerucht niet tai volle gehoord, ik heb wel iets in die geest vernomen, maar wat er precies gebeurd zou zijn was zelfs uit het gerucht niet duidelijk. Het is blijk baar echte onversneden klets geweest. De heer Hoekman kon- stateert heel terecht dat de voorbeelden die de heer Vreij- sen aanhaalt -ik kan ze moeilijk allemaal nalopen, dat zou wat te ver gaan- juist in hoofdzaak liggen in de bebouwde kom waar geen bestemmingsplan geldt en waar een heel ander regiem is dan in de gebieden waar wel een dergelijk bestem mingsplan geldt. Dan kom ik tot de heer Kunst. De heer Kunst hamert door over hetgeen hij in het voorstel en besluit van burgemeester en wethouders gevonden heeft, maar ik dacht dan toch dat de nadere precisering en de correktie gelegen zijn hetgeen wij in ons preadvies van vandaag zeggen, de derde en vierde alinea. Ik zal U niet gaan voorlezen, U kunt ze rus tig bekijken en dan kunt er straks op terug komen. Dan ko men we wel weer terug op dat gewraakte in hoofdzaak maar ik dacht toch wel dat daar voor een goed verstaander weinig woorden nodig waren. Het is toch wel een duidelijke zaak zo als wij het daar schrijven en als U daarbij nog aanneemt dat de twee gedeelten slechts door afzonderlijke ingangen bereikt kunnen worden. Als ik dan de leer van mijnheer Valk Nee, nou niet De heer Kunst: Ik heb een vraagj De voorzitter: U stelt voortdurend vragenj De heer Kunst: Heb ik het verkeerd begrepen of heeft U het verkeerd geschre ven in Uw besluit aan mijnheer Vreijsen? Is nu het woonge-

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1977 | | pagina 21