De heer Kunst:
Het gaat mij in het bizonder over de woningwetwoningen. Niet alleen in de
kommissie, maar ook in de raa hebben we het daarover al meer ge
had. De noodzaak, de wenselijkheid van dergelijke woningen in Wernhout.
Het zou prettig zijn als je in Wemhout een aantal woningwetwoningen
weg kunt zetten. Zeker, zoals u zoeven zei, in een bepaalde
periode. Ik heb geen enkel bezwaar tegen 20 woningwetwoningen in een
periode van vijf jaar. Maar ik dacht dat ook eerder in deze raad
vanuit het kollege - mij geheugen is af en toe niet al te scherp -
gesproken was over de financiële gevolgen daarvan. Ik kan me voorstel
len dat het moeilijk is om in Wernhout per jaar 3» 4 of 5 woningwet
woningen - en ik denk dat ik dan al vrij aan het maximum zit - te zetten
voor een zelfde prijs als 20 of 30 of 40 woningwetwoningen in één klap
in Zundert. Houdt dat in dat de woningwetwoningen, die in het zelfde
jaar in Wernhout en in Zundert gebouwd gaan worden, in Wernhout 40,-
- het bedrag weet ik niet, want ik ben geen architekt of bouwkundige
en ik heb daarvan geen kostenberekeningen - per maand meer moeten gaan
kosten? Of houdt het in dat u zegt dat men de huur van de woningwet
woningen in Zundert gaat optrekken, omdat men er in Wernhout ook nog
drie moet gaan bouwen? Ik dacht dat we over dat probleem in eerdere
raadsvergaderingen duidelijk reakties hebben laten horen.
De voorzitter:
Ik ga u nu hier een algemeen antwoord geven. Net zo min als u konkreet
kan zijn, kan ik het zijn. Het eerste is dat,als je uitgaat van een
fasering en als je dus als uitgangspunt aanneemt dat wanneer we in dat
plan een aantal woningwetwoningen gaan bouwen, die woningwetwoningen
gefaseerd worden weggezet, omdat we willen vermijden dat we de plan-
kapaciteit gebruiken voor degenen, die niet aan Wernhout gebonden zijn.
Dat is één. Daarvan uitgaande blijven er twee mogelijkheden. De eerste
mogelijkheid is dat je in de jaarlijkse Zundertse kontingenten verweeft
de bouw van enkele woningen in Wernhout, als daarin een aannemer is
geinteresse6rd om welke reden dan ook. Dan kan dat leiden tot één kom-
plex-prijs. Dat is mogelijk. Als de aannemer dat niet wil doen - ik
kan me dat om organisatorische redenen voorstellen dan zou je afzonder
lijk moeten gaan regelen. Dan is het nog mogelijk dat een kleinere aan
nemer di± graag wil doen tegen een acceptabele prijs. En dan moet u
er ook rekening mee houden dat de minister de lokatie mede in het oog
houdt. Dit soort zaken verandert regelmatig en hoe dat moet gaan over de
hele exploitatietermijn van zo'n plan, dat is niet te zeggen. Want
wat vandaag de regels zijn voor de woningwetbouw, dat behoeven ze morgen
niet te zijn. Maar ik wijs u op enkele mogelijkheden. Als je prijsver
schillen krijgt, dan zullen ze onvermijdelijk zijn. En prijsverscillen,
die onvermijdelijk zijn en die we niet vermijden kunnen en die we on
aanvaardbaar achten, die zouden er toe kunnen leiden dat we op een zeker
ogenblik het voorstel achterwege laten om woningwetwoningen te bouwen.
Maar ik geloof niet dat je nu op dit moment daarover moet filosoferen.
Ik geloof dat we het plan moeten aanpakken en afwerken en dan gaan
streven in de omstandigheden van het ogenblik naar de bouw van woningwet
woningen, zoals is gezegd. En dan zullen we wel zien hoe de situatie op
het moment is, want vergeet niet dat het plan nog niet klaar is en dat
we de grond nog niet in eigendom hebben. We zullen aan de situatie van
het ogenblik kunnen zien of we al dan niet tot die bouw kunnen geraken.
Maar het zou nog al sterk zijn dat we gezien de looptijd van dat plan
daaraan niet toe zouden kunnen komen.
De heer Kunst:
Mijnheer de voorzitter, mag ik nog een keer? Hierover niet filosoferen,
want ik ben lang geen filosoof. Maar u vraagt er zelf naar om er
iets over te zeggen. En dan wil ik er toch graag iets over zeggen.