-29-
De heer van Nunen:
Zou er iets aan gedaan kunnen worden?
De voorzitter
Dat weet ik niet. Ik meen dat het voeren een bezwaar was. Mogelijker
wijs was er nog iets. Ik durf het u zo niet te zeggen. We zullen het
bekijken.
De heer van Nunen:
Als die mensen schriftelijk iets aan burgemeester en wethouders vragen,
krijgen ze daarover dan bericht?
De voorzitter:
Dat behoort in ieder geval te gebeuren.
De heer Huijbregts:
Dat duurt wel lang. Ik heb iemand gesproken, die een brief richtte
aan het kollege. Dat was vorig jaar mei 1976. In april 1977 kreeg
hij bericht.
De voorzitter:
Dat hangt af van wat hij gevraagd heeft en of hij ja of nee gekregen
heeft.
De heer Huijbregts:
Hij heeft"neeli" gekregen.
De voorzitter:
Dan is het wel duidelijk.
De heer Huijbregts:
Dat had men hem in juni 1976 ook wel kunnen meedelen.
De voorzitter:
Daar blijven wel eens per ongeluk dingen liggen. Houten zijn nooit
helemaal te voorkomen. Van wat u naar voren brengt, mijnheer Huij
bregts, kan niet zonder meer enige konklusie getrokken worden zonder
dat men de kwestie kent.
De heer van Nunen:
Ik had nog een vraag mijnheer de voorzitter. Voor de gehandicapten
zal een kursus bewegingsleer gehouden worden. Ik wil vragen of
op zaterdagmiddag daarvoor het gymlokaal beschikbaar gesteld kan
worden.
De voorzitter:
Mij is niet bekend of er een verzoek daartoe gedaan is. Het heeft wel
in de krant gestaan. Men zal alsnog een verzoekje bij ons moeten
indienen. Dan zullen we het bekijken. Ik dacht niet dat we deze zaak
nu in de rondvraag moeten behandelen.
De heer van Nunen:
Het is ook maar een vraag.
De voorzitter:
Het antwoord zou moeten zijn dat betrokkene zich schriftelijk moet
wensen tot het kollege.
Sluiting
Niets meer te behandelen zijnde, sluit de voorzitter de vergadering
met het voorgeschreven gebed.
Aldus vastgesteld in de openbare.vergadering van
21 juni 1977-
M/
sgtere^aris, Be ra£ui ToornoeInd^TOorzitter,