De voorzitter: Hij is "besteld. We hebben ten lange leste inderdaad toestemming gekregen om hem te plaatsen. Hij is in aantocht. Het gaat gebeu ren. De heer Huijbregts: En dan nog iets over de Weimerstraat, mijnheer de voorzitter. Ik zou het kollege met klem willen vragen, mijnheer de voorzitter, maatregelen te overwegen voor het plaatsen ik heb het al. eens meer gevraagd - van een lantaarnpaal op de uitmonding van de Oude Weimerstraat op de Nieuwe Weimerstraat. Deze uitmonding - de wethouder weet hem wel te liggen - ligt in een zeer gevaar lijke bocht. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid, mijnheer de voorzitter, zou plaatsing van een lichtpunt op dit punt de verkeersveiligheid ten zeerste bevorderen. De voorzitter: Mag ik deze vraag ter beantwoording overdragen aan de heer Marijnissen? De heer Marijnissen: Mijnheer Huijbregts, het is namelijk zo - ik heb het al eens meer tegen u gezegd - dat de bestaande bovengrondse bedradingen op dat punt niet van zodanige aard zijn dat die lichtmast daarop aangesloten kan worden. Anders was het al lang gebeurd. We hebben deze zaak al besproken destijds bij de beoordeling van het totale verlichtingsplan. Als we daar persé een licht punt willen hebben, dan zullen we daar een aparte draad naar toe moeten trekken; die we zullen moeten gaan halen in Wern- hout of van de Grote ^istraat. Dat kost een dermate groot bedrag, dat we gemeend hebben het dus niet te moeten doen. Zoals het voor veel andere plaatsen in de gemeente is gevraagd en beslist ook hard nodig zal zijn, is ook deze zaak niet door gegaan. We hebben onzezijds een keuze moeten doen. De heer Huijbregts: Wethouder, er is in de Weimerstraat een lantaarnpaal geplaatst. Ik zou u willen vragen of die bedradingen daarbij niet meespe len? De heer Marijnissen: Dat weet ik niet. Nu hebt u me zitten. Waar staat die previes? De voorzitter: Mijnheer Huijbregts, we zullen het bekijken. U krijgt nu geen antwoord meer. De heer Huijbregts: Ik neem dit standpunt in, mijnheer de voorzitter: koste wat het kost. De voorzitter: Nee, mijnheer Huijbregts. Voor het kollege kan ik u wel zeggen dat we daarmee niet kunnen beginnen, want dat zou betekenen dat je in het buitengebied een groot aantal lantaarns zou moeten plaatsen op punten die in gelijke mate moeilijkheden kunnen geven. We hebben gezegd: waar de bedradingen het toelaten, daar doen we het. Voor de rest vinden we het te duur om het voor te stellen. Dat is voor het ogenblik ons standpunt. Ik dacht dat het niet

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1976 | | pagina 306