-19- De voorzitter: Mijnheer Valk, de grondprijs. Het vaststellen daarvan door "bur gemeester en wethouders heeft een praktische achtergrond. U moet ervan uitgaan..Wat zeg ik nu? De grondprijs wordt door de raad vastgesteld. Wij zorgen dat die grondprijs komt op het normale niveau van verkoop, op een normale marktprijs. Wij brengen name lijk de grond onder de woningwetwoningen in op een te lage prys in verhand met de eis van de minister. Wij vinden het niet reëel dat die grond voor die prijs verkocht wordt. Wij hehhen steeds de gewoonte gehad om die prijs te laten vaststellen.Dat is ook hij herhaling gebeurd. Hu wordt bepaald dat dat tenminste één keer per jaar moet gebeuren. Sinds de woningen niet meer worden verkocht, is het natuurlijk niet meer gebeurd. Wij had den de gewoonte om die prijs te laten vaststellen in overeen stemming met de marktprijs rond dat moment in dat gebied of in vergelijkbare gebieden. Dus, dan wordt het nadeeld at de gemeente genomen heeft om de woningwetwoning te kunnen bouwen teruggedraaid. Dan komt dat geld terug. Die rijks- premiekwestie, dat is mij niet helemaal duidelijk. Ik begrijp dat dat wordt verrekend met de opbrengst. Kan de heer Franken daarover iets nader vertellen? De heer Franken: De rijkspremie moeten wij aan het rijk betalen. Later vindt er een verrekening plaats, bij de financiële afwikkeling. De voorzitter: We hebben het geld ook gekregen van het rijk. We hebben finan ciële voordelen gehad van het rijk bij de bouw en die gaan terug naar het rijk. Het is een doorbetaling. De heer Yalk: Het is jammer dat een en ander niet duidelijk in de stukken is gesteld en toegelicht. De voorzitter: Ik wil nu even verder uw vragen beantwoorden. In de tweede ter mijn kunt u er verder op doorgaan. De vraag die u stelde over de administratiekosten - het is trouwens de laatste - kan ik als volgt beantwoorden. Wij hebben daar geen speciale toerekenings- regeling voor. Ik zie eigenlijk ook niet goed hoe je dat zou moeten doen. Dan zou je een ambtenaar moeten gaan schatten. Dat lijkt me wel ver gaan. Dat zou je dan bij alle mogelijke gele genheden moeten doen. Het ligt niet in de rede om dat zo door te voeren. Mijnheer Arnouts, uw vraag...De raad heeft de vorige keer de termijn gesteld op vijf jaar. Daar zijn wij op doorge gaan. Deze nadrukkelijke voorwaarde heeft het kollege de vorige keer van de raad meegekregen. Er is gezegd vijf jaar. Die ter mijn hebben we niet verzonnen. Het is een uitdrukkelijk ver langen dat hier uit de raad gekomen is. Ik dacht dat wij geen vrijheid hebben om drie jaar voor te stellen. De heer Arnouts: Dan blijft het zo. De voorzitter: De heer Valk krijgt in tweede termijn het woord.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1976 | | pagina 297