-37-
Heeft de gemeente al kennis genomen van het eventuele rapport be
treffende die plafonds in de huizen van de Amev?
De voorzitter:
Nee.
De heer Pellis:
Niets van bekend dus?
De heer Laseroms:
Ik heb gisteren nog gebeld met de heer van Gurp van de Koepel en
die wist mij te vertellen dat de verhuurder zelf - de Maatschappij
Utrecht - zelf ook nog op definitieve gegevens zit te wachten.
De voorzitter:
Voldoende meneer Pellis?
De heer Pellis:
Ja, ik dank u.
De heer Arnouts:
Ik wil eens vragen of er de mogelijkheid bestaat om ieder raadslid
een mikrofoon te geven. Als wij allemaal in gesprek komen, zitten
wij allemaal naar dat ding te graaien. De geluidsinstallatie is al
heel slecht. Dat zei u zelf al. Een gedeelte van het gesprek is
al voor de tribune weg, voordat iemand het gehoord heeft. Dat ligt
wel aan het raadslid zelf. Dat geef ik volkomen toe. Maar zou het nu
eens niet goed zijn dat ieder raadslid een mikrofoon bij zich heeft
staan. En dan wil ik er het volgende aan toevoegen. We vergaderen
nog al eens in de hal van het gemeentehuis en dan komen er zo wel
eens personen, die ons niet kennen. Zou er daarom niet een naambordje
voor ieder raadslid geplaatst kunnen worden? Dat was mijn eerste
vraag.
De voorzitter:
Het eerste punt. Ik geloof wel dat we in verband met de ervaring van
vanavond toch wel op niet te korte termijn iets moeten doen. We
zullen daarbij het plaatsen van die mikrofoons eens bekijken. Ver
wacht nu niet dat we dat nu zo even ineens kunnen zeggen. Uw opmer
king wordt ter harte genomen. Ik weet niet of we die bordjes moeten
gaan zetten. Hoe zouden de andere heren daarop reageren? De sekre-
taris wijst mij op mijn gewoonte om steeds zoveel mogelijk de naam
te noemen van degene, die het woord gaat krijgen. Via de geluids
installatie verneemt men dan meestal wel wie er het woord gaat voeren.
Dat komt uit het gesprek bovendien voldoende naar voren. Ik doe het
al jaren. Terugdenkend daarover doe ik het om de notulist te helpen.
Het heeft natuurlijk ook het effekt om de aanwezigen duidelijk te
maken, wie het woord gaat voeren. Persoonlijk heb ik altijd wel wat
moeilijkheden met die plakkaten. Ik zie het niet zo.
De heer Arnouts:
Mijnheer de voorzitter, het belangrijkste vind ik dat die mikrofoons
in orde komen. Kunnen wij dan ieder persoonlijk een mikrofoon ver
wachten?
De voorzitter:
Mijnheer Arnouts, laat ons nu de geluidsinstallatie eens bekijken en
hoe de zaak in mekaar komt te zitten. Wat we ermee moeten doen? We
moeten nu niet zeggen} zo en zo zal het gaan gebeuren. Het is geen
onlogische vraag om ieder een mikrofoon te hebben. Wacht u nu even
het voorstel af. Als ik nu zeg: dat gebeurt, dan doe ik dat zonder
daarover iets bestudeerd te hebben en zonder ruggespraak met de
wethouders. En dat lijkt me niet juist. Bovendien gaat het waar-