18
geding zijn. De heer Tax is met de heste bedoelingen naar
de gemeente gekomen. Hij heeft een ontzettende som betaald
voor die grond. Ik ken het bedrag.
Had hij een gesprek kunnen hebben met het college, wat zijn
bedoeling was, dan zie ik het college er echt wel voor aan,
dat ze hem gewaarschuwd zouden hebben voor die eventuele
verhoging.
De voorzitter;
Maar, mijnheer Huijbregts, ik zeg net, dat de heer Tax bij
mij geweest is en dat ik hem heb gezegd, dat ik er geen
zinnig woord over zeggen kon, omdat de hele zaak moest worden
doorgerekend. En ik heb gezegd, dat we daar onze taxateur bij
gingen betrekken, de heer Bernards en dat hij benaderd zou
worden.
Wat wilt u dan? Dat mogen we dan toch zeker wel afmaken.
De heer Huijbregts;
Ik vind het wel vreemd, mijnheer de voorzitterwanneer een
ingezetene in december 1975 een schrijven richt aan burge
meester en wethouders.
De voorzitter;
Nee, mijnheer Huijbregts, ik heb gezegd, dat de heer Tax
met mij een gesprek heeft gehad en hij heeft die brief ge
schreven en hij weet van mij, hij heeft er later nog over
gebeld,dat wij hierover aan het rekenen waren. Je moet niet
gek opkijken als dat duurt van december 1975 tot het voor
jaar 1976, voordat wij de exploitatie die nu op tafel ligt,
overeind hebben.
Dat is het gesprek waar het om ging Daarvan heb ik gezegd
tegen de heer Tax: Ik kan op het ogenblik geen zinnig woord
tegen u zeggen, omdat we op het moment over de cijfers geen
enkel inzicht hebben. Als dat niet duidelijk is, dan weet
ik het niet, hoor.
De heer Huijbregts;
Het is zo, mijnheer de voorzitter, de heer Tax was begin decern
ber bezig met de koop van die grond. Rij vertrouwde de zaak
niet en wou zekerheid hebben. Hij wou spreken met burgemees
ter en wethouders.
De voorzitter;
Nou, en toen heb ik gezegd- ik zeg het nu voor de derde keei^:
Mijnheer Tax, wij kunnen hou niet met u praten, omdat we
geen gegevens hebben, maar u zult worden benaderd.
Het heeft geen enkel nut om een uur om elkaar heen te gaan
zitten draaien, als je niet over cijfers beschikt bij grondaan
kopen.
De heer Huijbregts;
Ik vind het een rare zaak.
De voorzitter;
Nou, dan moet u mij maar eens zeggen wat daar raar aan is,
na de toelichting die ik u gegeven heb.
De heer Huijbregts;
Ik zit in het zakenleven. Wanneer een klant mij vandaag een
brief schrijft, krijgt die man fatsoenlijk een brief terug.