7 Naar aanleiding van wat de heer Pellis zei, dat geen enkel raadslid daar zou willen wonen, wil ik wel opmerken dat de wethouder daar woont en ik dacht toch niet tot gehele ontevre denheid. De Commissaris der Koningin; U heht zeker nog de hoop, dat het groen wel gaat groeien Wethouder Marijnissen; Ik heb de bomen zelf geplant, maar misschien bedoelt de heer Pellis nog een andere straat, ik weet het niet. De Commissaris der Koningin; Het is natuurlijk ook een kwestie hoe u uw prioriteiten legt. Ik heb daar verder geen bemoeienis mee, het is uw zaak, maar als je zegt, dat de inrichting van de gemeente je zoveel waard is, dan kun je zeggen dat je dat iets eerder doet dan bijvoor beeld een zwembad bouwen of je doet het andersom. Je kunt niet alles tegelijk doen, maar ik dacht, dat u nog wel wat ruimte had en ik begrijp dat dat gereserveerd wordt om andere doeleinden ook weer te kunnen bereiken en om even een andere draai aan het verhaal te geven, ik geloof dat een nieuwe wijk nooit erg plezierig is, mijnheer Pellis. Als je daar eens 6 h 7 jaar later naar kijkt dan valt zo'n wijk vaak verschrikkelijk mee. Dat moeten we ook langzamerhand leren en ik geloof ook dat men dat in het algemeen in de stedebouw beter is gaan zien, dat men aan die dingen wat meer zorg besteedt, wat meer gebruik maakt van het terrein zoals het er ligt en wat meer de natuur lijke mogelijkheden uitbuit. Ik geloof dat je dan toch ook op dat punt, juist in de sector van de woningwetbouw, nog wel wat kunt bereiken, maar het is een kwestie van de vindingrijkheid van degenen, die met die dingen bezig zijn. Ik kan het niet beoordelen. Ik ben door enkele nieuwe wijken gereden, door één die wat ouder was en er eigenlijk toch wel. prettig uitzag, zij het dat die wat uitleg betreft misschien wat saaier was,terwijl een volgende wat meer plezierig aandeed, maar waar dan de eerste echte begroeiing nog ontbrak. Dat blijft toch zo. Ik geloof dat het toch wel prettig is voor jonge mensen, als ze daar komen, om de dingen te zien groeien en het telkens mooier te zien worden. Het probleem van het buitengebied is een veel belangrijker probleem. Dat is hier een echt fundementeel probleem. De burgemeester heeft al vermeld, dat we vanmorgen met het college van burgemeester en wethouders gesproken hebben over al die problemen en we hebben ook nogal lang stil gestaan bij de problemen van het buitengebied en juist zoals u dat omschre ven hebt van de mensen die ten dele in het land bezig zijn en die daar hun aktiviteiten willen ontplooien met wat tuinieren en al die dingen meer. Ik moet zeggen, dat ik ook al luisterend vanmorgen daar niet direct de oplossing voor heb kunnen beden ken. Daar ben ik gelukkig ook niet voor. Het is een probleem dat in alle gemeenten speelt, maar dat hier een heel specifieke kant heeft, begrijp ik. Er zijn veel mensen die naast hun normale dagtaak bezig zijn met wat tuinieren en daar nog, laten we zeggen, een aardig beleg op de boterham uit kunnen halen, waar de vrouw het werk doet enzovoort. Ja, ik heb voor mezelf de indruk dat je daartoe de mogelijk heden niet helemaal mag beknotten, hoewel je precies moet weten wat je doet.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1976 | | pagina 126