- 23 -
gebouwd. Bepaalde panden in de Esdoornstraat hebben zo verschrikke
lijk weinig ruimte achter overgehouden, dat daar eigenlijk een on
aanvaardbare toestand is ontstaan. Dat is in ieder geval iets, waar
naar mijn smaak nu zeker niet aan zou moeten worden meegewerkt. Lat
is destijds wel gebeurd met gemeentelijke medewerking, maar dat is
lang geleden en ik dacht, dat de inzichten terecht op dit punt ge
wijzigd zijn. Het kollege heeft zich op het standpunt gesteld, dat
vergroting van de schuur en de daaruit voortvloeiende hogere maten,
met name de goothoogte en de kapconstructie, die een zekere hoogte
heeft, dat die dusdanig zouden belemmeren de vrijheid van uitzicht
en toetreding van licht van de percelen, die aan de Esdoornstraat
liggen, dat wij geen vrijheid konden vinden om daar medewerking aan
te verlenen. Wij hebben Uw raad ook altijd ontraden om daar iets
aan te doen. Naast de kwestie van de bouw, speelt de kwestie van
het terrein. De heer Van Trijp heeft daar een aantal vrachtwagens
staan, heeft daar naar ik begrijp ook goederen opgeslagen, heeft
daar bedrijfsterrein, hoe het ook ingericht is. Dat terrein heeft
hij gekregen door van een aantal huizen de tuinen in gebruik te ne
men op gronden, die in het bestemmingsplan de bestemming hebben:
tuinen en open erven. Met andere woorden, die in het kader van een
verantwoorde stedebouw zijn aangewezen om te dienen voor groenvoor
ziening voor die woningen, die daar aan die straten gelegen zijn.
Daar wordt nu geen groen meer gezien, daar worden nu vrachtwagens
gezien. Dat is een zaak, waar we niets aan kunnen doen. Als we daar
iets aan zouden hebben kunnen doen, dan zou het kollege zijn ver
antwoordelijkheid niet uit de weg gegaan zijn. Maar wij konden
niets doen, omdat het huidige plan geen gebruiksbepalingen kent om
de heer Van Trijp het gebruik van die gronden te ontzeggen. Het
moet me wel van het hart, dat het wat oneigenlijk is om aan woning
bouw het groen te onttrekken, terwijl de woningen nog verhuurd wor
den zonder tuinen en dan die tuinen te gebruiken voor bedrijfsruim
te. Dat is naar onze smaak onaanvaardbaar, maar wij kunnen er niets
aan doen. Wij hebben Uw raad in een vorige vergadering - ik meen in
december 1973 - ontraden om de heer Van Trijp een inrit te geven,
op grond van de motivering, dat dit gebruik naar onze mening on
juist is. Dat er ons weliswaar geen machtsmiddelen ten dienste
staan om daar iets aan te doen, maar dat wij dat toch op geen enke
le manier willen steunen. Dat is toen ons standpunt geweest en daar
heeft de raad zich mee verenigd. Nou laat het zich aanzien, dat er
verschillende groeperingen zich uitspreken en ik hoef geen groot
rekenmeester te zijn om te zien, dat in ieder geval een voorlopige
meerderheid in de raad zich daar achter schaart.
Ik zou U nog wel dit willen zeggen
De kwestie van de werkgelegenheidzoals Werknemersbelangen stellen,
acht het kollege niet aangetoond. Er is op geen enkele manier aan
getoond, dat de werkgelegenheid bij de Fa. Van Trijp in gevaar komt,
als de inrit niet wordt toegestaan of als de bouw niet wordt toege
staan. Wij hebben geprobeerd de heer Van Trijp te helpen met stede-
bouwkundige medewerking aan de Akkermolen. Ik moet tot mijn spijt
zeggen, dat de provincie daarop niet in wil gaan. Ik vind dit niet
zo heel vreemd, omdat de Akkermolen voor de provincie altijd een
gevoelig punt is geweest, als het ging om industriële of ambachte
lijke ontwikkeling. Het is wel jammer, dat hij daar niet naar toe
kan, maar van de kant van de provincie ook weer niet helemaal onbe
grijpelijk, gelet op het veel eerder ingenomen standpunt van die
kant. Ja, daar is op dit moment een toestand, dat ben ik onmiddel
lijk met de heer Marijnissen eens, die zwaar te wensen overlaat.
Maar wat doe je daar nou aan? Wij hebben als kollege bij de vorige
- behandeling -