groting op tafel te krijgen hier vanavond. Het college brengt daarvoor zijn ambtelijke medewerkers gaarne dank. Dat stuk komt de volgende keer aan de orde. U kunt er fijn naar gaan kijken. U krijgt hem op 16 december a.s. te behandelen. Het voorstel is thans om de stukken voor kennisgeving aan te nemen. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De voorzitter: Ik heb nog een mededeling. IJ hebt op tafel gevonden een fotocopie van een koninklijk besluit van 16 oktober 1975* Een comple te afdruk, waarin de uitspraak is vervat aangaande het beroep van de inspecteur van de volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu in deze provincie tegen een besluit van ons college van 1975» waarbij aan de heer de Beer te Schijf een voorwaardelijke vergunning werd verleend tot het oprichten, het in werking brengen van een varkensmesteri j'. De uitspraak houdt in dat de heer de Beer de meest zuidelijk gelegen stal van zijn be drijf niet mag gebruiken voor het varkensmesten. Wij hebben uiter aard, zolang de situatie is zoals die is en op dat bedrijf geen wijzigingen zijn, die uitspraak te honorereh. Dat is nu een keer het aspect van administratieve rechtspraak, waaraan wij ons te hebben onderwerpen. Maar ik wil toch wel zeggen dat, wanneer een van onze agrariërs hier op deze manier in zijn belangen getrof fen wordt - het college is daar werkelijk bizonder door getroffen - dat wij menen nog eens keer onderstreept te zien dat ons beleid ten aanzien van het buitengebied en het weren van niet-agrariërs en quasi-agrarische bebouwing en bewoning zich in de juiste rich ting ontwikkelt en dat wij veeleer niet soepeler, maar vervelender moeten worden. Hier ziet u nu wat er gebeurt, wanneer er burgers in het buitengebied komen wonen. U moet dit maar eens lezen. Het is, zoals men mag verwachten, een goed in elkaar getimmerd stuk, maar de heer de Beer is populair gezegd wel behoorlijk het slacht offer van deze gang van zaken. De heer A.Jochems: Een treurige zaak. De voorzitter: Een treurige zaak is niet juist gezegd. Wat de Kroon zegt, mag de Kroon zeggen, maar het is droevig dat het de Beer moet treffen. Laat ik het zo zeggen. De heer Jacobs: Het is te hopen dat het voor de agrariërs een zaak zal worden om dus in het vervolg toch beter te gaan uitkijken aan wie ze hun bedrijf verkopen. Laat het een waarschuwing zijn, want straks volgen er nog meer. De voorzitter: Ik neem aan dat een agrariër, die zijn bedrijf kan verkopen voor goed geld, al wel een bizonder mens moet zijn om het bod af te slaan. Dat is heel menselijk. Ik verwacht van die kant niet veel goeds net zo min als ik van een café vol gezellige bezoekers ver - wacht dat ze zich zullen houden aan de regel dat je niet teveel mag drinken, als je achter het stuur gaat zitten. Enige controle van overheidswege op dit gebied is wel de moeite waard. Wij dach ten in dit opzicht door onze gegadigden voor een agrarische bou werij in het zakje te laten blazen toch misschien in betere banen te kunnen leiden. Wij hebben een heel eigenaardig buitengebied met een heel grote verspreide bebouwing en van de andere kant toch een kwetsbaarheid..ik zal de zin niet verder afmaken. Dat mag de noulist doen. Ik geloof dat u duidelijk is wat ik bedoel te zeggen.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1975 | | pagina 351