niet de gemeente bedoeld, maar wel de overheid. Ik heb dat aange vuld door te zeggen dat ik meen dat de overheid en degene, die de leiding heeft over de scholen, daartoe gerekend moeten wor den. Daar doelde ik op. Via de scholen moet de politieke belang stelling groeien. Mijnheer de voorzitter, u stelt: wij moeten de mensen niet dwingen om te komen. Dat ben ik met 11 eêns, helemaal, maar wanneer wij opgroeien in een gezin en we gaan naar school en we horen en zien maar heel weinig. kunt dan wel zeggen dat het hier en daar te lezen is, maar mijnheer de voorzitter, alles kun je lezen. Iemand die vooruit wil komen, die kan studeren, maar ik geloof toch en dat bedoel ik dat wij de kinderen, die groter wor den langzamerhand politieke belangstelling moeten bijbrengen. Mijnheer de voorzitter, want dan denk ik toch aan vroeger, toen alleen de mannen nog maar stemrecht hadden en aan de ontwikkelings gebieden. Ik geloof dat daar de rottigheid vandaan komt, mijnbeer de voorzitter. Wanneer men daar een beleid gaat voeren zonder dat daar een democratisch bestuur is gekozen, maar dat kan doodeenvou dig niet gekozen worden, wanneer de mensen zelf niet voorbereid zijn en ingelicht zijn over wat politiek is. Daar bedoelde ik mee, mijnheer de voorzitter, dat de overheid tekort schiet en dat niet via de scholen de kinderen politieke belangstelling wordt bijge bracht. Misschien schieten wij ouderen op dat punt ook tekort. Dat is dus niet ten aanzien van de gemeente bedoeld, dat wilde ik nog even zeggen, mijnheer de voorzitter. En verder blijf ik er bij dat de bijdrage van Krieties Appel daarin wel een bijdrage levert, maar dat is misschien een persoonlijke mening, mijnheer de voor zitter. De voorzitter: Ik dank u wel, mijnheer Valk. Ik zal proberen in algemene zin duidelijk te maken wat ik bedoel. Wij leven hier en dat is een heel fijn dirgin een land, waarin het inderdaad mogelijk is om een de mocratisch bestuur te hebben. Maar wij zijn mensen. Ze zeggen wel eens: het bezit van de zaak is het eind van het vermaak. Niet dat wij onze vreugde aan een democratisch bestuur zouden verliezen, maar je kunt de bevolking natuurlijk ook niet constant in opwinding houden over het feit dat we dat bestuur hebben. Als men in een koloniaal land onafhankelijk wordt dan breekt men de boel af van vreugde. Dat gaat gauw genoeg over, wanneer men aan het werk moet gaan. En het is hier gelukkig zo dat er hier al heel lang die vrij heid bestaat en al heel lang dat democratisch systeem aanwezig is. Daaraan wordt gesleuteld, daaraan wordt gewerkt, want het is nooit helemaal af, maar we hebben het wel. Wanneer de be- voMng niet constant daarover zingend om de meiboom gaat, dan moet u dat de mensen niet kwalijk nemen. Er zijn een heleboel dingen, die prettig zijn in het leven en die we ons niet dagelijks realise ren. Als ze er aankomen, zullen we wel piepen, maar we behoeven daarmee niet voortdurend bezig te zijn. Als men dat op een zeker ogenblik niet verkiest te doen, dan is ook dat een democratisch recht. En anders verval je misschien als overheid in de rol van bepaalde sekten, die ons op zaterdagmorgen liggen te vervelen en blaadjes in de bus stoppen en ons urenlang willen bezighouden als we zo gek waren om ze binnen te laten. U begrijpt wel wat ik be doel. We moeten vermijden om als overheid in die positie te ge raken, want over aanbieden is ook fout. Dat is mijn antwoord, als ik het mag. Het woord is aan de heer Huijbregts. De heer Huijbregts: Mijnheer de voorzitter, wij verschillen van mening. De voorzitter: Wij hebben het geconstateerd. De heer Huijbregts:

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1975 | | pagina 347