-25- bouwkundige situatie mag er bijvoorbeeld een bepaald maximaal per centage van het hele vlak bebouwd worden als een soort algemene richtlijn. Dat is al toegepast in de Berk. Dat is een soort boven grens, zou je kunnen zeggen. Je vertrekt gewoon met een aantal m2 waarop iedereen recht heeft en dat varieert dan ook weer van de mogelijkheden van zo'n kavel bij een rijtjes-woning van 10 tot 15 m2 en dat kan doorgaan tot 25 m2 bij een bungalow. Dan geef je daar overheen - en dan krijg je dat flexiblle instrumentarium - bijvoor- veeld vrijstellingsmogelijkheden tot grotere opppervlakten. En dat kan dan bijvoorbeeld 50 m2 zijn. En er zijn ontwikkelingen om dat nog hoger te stellen op 75 m2» maar dat kun je weer met een zwaarder instrumentarium, bijvoorbeeld een wijzigingsbevoegdheid doen als het erg veel wordt. Die regeling zit al een beetje in de Berk II ingebakken. Dat betekent dat, waar het verantwoord is, men een re geling heeft, waarmee je naar verschillende kanten uit de voeten kan. Het punt dat u noemde van 40 m2 5 x 8 m - in principe eigenlijk 5 x 5 m open ruimte, met een oppervlak van ergens 40 m2 - is een ge geven, dat naar ik begrepen heb in vroegere plannen heeft gezeten. Dat is in het plan de Berk I niet opgenomen. Dat was namelijk een regeling die met de vrijstelling te maken had. In het plan de Berk - en ik heb dat nog eens nagekeken - zit een bijgebouwenmogelijk heid in van 10 tot 15 m2 en met vrijstelling tot 25 m2. En dan houdt het op. Maar dat was een plan met een vrij krappe verkaveling om het zo maar eens te zeggen. Het had een vrij besloten karakter. Er was ook weinig ruimte om meer te doen. In de Berk I zit dus de re geling van het vrij te houden vlak van 40 m2 niet in. In plan de Berk II is het weer teruggebrachtomdat je daar dat flexibele in - strumentarium hebt en dan als minimum garantie voor woonkwaliteit de eis stelt dat, wanneer je van die vrijstellingen gebruik gaat maken, er tenminste een stuk, direct aansluitend aan de woning, openblijft. Maar daar zijn ook weer bezwaren tegen, want je kunt zeggen dat,wanneer er aan de voorzijde een grote ruimte aanwezig is, de mensen dan achter de woning moeten kunnen bouwen wat ze willen. Er zijn nog wel meer argumenten, die intussen ook bij ons steeds meer naar boven komen, om af te vragen of men die bepaling er in moet houden. Kan je niet volstaan met gewoon te zeggen: iedereen heeft er zonder meer recht op zoveel m2 bijgebouwen. Dat kan dan variëren naar de grootte van het perceel en dan met vrijstellingsmogelijkhe den een bovengrens vaststellen van 50 tot 75 m2, maar dan niet meer dan zoveel procent van het totale grondoppervlak bebouwd. Dat is ongeveer de flexibiliteit, die er nu bij de tuin- en erfregeling in de nieuwe plannen komt in te zitten. Ik denk ook dat bij de her zieningen van de bestaande plannen het in die richting zal gaan. Eenzelfde flexibiliteit zoeken we ook ip de herziening van, laat ik zeggen, het stuk tussen Wernhout en Zundert aan de Wernhoutseweg. Daar zitten ook allerlei soorten bedrijven en woningen. Daar zitten kleine tuindertjes, wier woningen weer gewone woningen geworden zijn. Daar moet je ook zoeken naar een flexibele bestemmingsregeling. Dat soort overgangen via een wijzigingsbevoegdheid van het kollege van burgemeester en wethouders en het oppervlak aan te bouwen bijgebouw en, dat je daar voorlopig mee uit de voeten kan. Dat je niet over twee jaar, als dat plan is vastgesteld, weer die postzegelplannen krijgt. En die tendens zit er op het ogenblik in, zowel in de juristerij als bij de stedebouwkundige. Mijnheer Wissing heeft ge schetst dat daar dan ook dat stuk overleg en overeenstemming moet be staan met de provinciale overheden. Nou, dat is het proces wat er op het ogenblik speelt. De voorzitter: Ik geloof dat het moeilijk is om nog concreter te zijn, want het is volledig onbeslist. Dat was voldoende mijnheer Jacobs? De heer Jacobs; Ja. Ik heb nog een vraag. Het Bestemmimgsplan voor de Molenstraat.

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1975 | | pagina 329