ste de hele gemeente en de ontwikkeling van het totaal en van de kernen. Dan kunnen we nog heter afwikkelen wat de voor- en nadelen zijn. De verkeersdeskundige is met de berekeningen bijna klaar. Maar dat gesprek willen wij de volgende keer aan u voorleggen. De voorzitter: Het zou onverstandig zijn om het nu te doen, mijnheer Jacobs. De heer Jacobs: Dan had ik nog een paar vraagjes. Hier in Zundert is bij bestemmings plannen nog altijd de eis voor de bijgebouwen dat er groenstrook is van vijf bij acht meter. Bestaat er geen mogelijkheid om die eis te laten vervallen? De voorzitter: We hanteren op het ogenblik 40 m2, waarvan één zijde tenminste 5 meter moet bedragen. De heer Wissing: Er is al eens iemand geweest, die zegt: in elk bestemmingsplan heb je een beetje andere voorschriften. Dat is ook waar. Wij zijn bezig - en ik heb in het begin van mijn verhaal dat ook een beetje proberen duidelijk te maken - om wat meer flexibiliteit te krijgen in de be- bouwingsmogeli jkheden en de manier van bouwen op de achtererven van de woningen. Dat is een gevecht tussen onze juristen en die van de provincie. Maar dat is nog al een moeilijk gedoe. In andere pro vincies is dat al in meerdere mate gelukt. Als dat nu de goede kant op gaat dan geloof ik dat er wel wat meer mogelijkheden inzitten Bovendien zit het in Brabant een beetje moeilijk. Bij de P.P.D. be staan er afwijkende meningen ten opzichte van de Provinciale Direc tie van de Volkshuisvesting. We hebben met twee belangrijke in specties te maken. We hopen daarvoor een oplossing te vinden. En als we die hebben, laten we zeggen een flexibele oplossing, waarbij dus meerdere mogelijkheden zijn voor bijgebouwen in tuinen en ook dat er meer gebouwd kan worden aan de woning vast, dan willen wij voorstellen om daarvoor een uniforme regeling voor te maken. Dat heeft pas zin, als we iets voor elkaar hebben gebokst, waarvan het zinvol is om het te continueren. Een van de redenen waarom we de voorschriften van het laatste plan weer niet voor het volgende plan gebruiken is dat we zeggen dat we weer wat meer proberen te krijgen. Maar helemaal ideaal is het nog niet. Dat is dus niet iets wat binnen de wil van de provincie en de kunde van ons bureau ligt. Het is gewoon een meningsvorming binnen de provincie, met name tus sen de juristen van de P.P.D. en de mensen van de griffie, waarbij geen eenheid bestaat wat ze daarover nu moeten zeggen. De voorzitter: Misschien zou het goed zijn, mijnheer Wissing, als wij aan de heer Ouwens vroegen of datgene, waarnaar u streeft - u moet dan niet in détail treden, want het zou niet juist zijn om dat nu te zeggen, omdat u daarover aan het onderhandelen bent - of dat naar de mening van de heer Ouwens sterk afwijkt van hetgeen, wat hier op dit moment gehanteerd wordt. Dat zal u, mijnheer Wissing niet weten, maar de heer Ouwens zal dat wel weten. De heer Ouwens: Ja, in de Berk II is al in die richting gewerkt door uit te gaan van het hele perceel, waartoe ook de woning behoort, en afhankelijk van het woningtype. Je hebt verkavelingen en delen met bungalows, die in principe een open vrijliggend karakter hebben; er zijn delen met woningen twee onder één kap; er zijn ook blokjes huizen en daar bij zijn de erven kleiner Eent afhankelijk van openheid en stede-

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1975 | | pagina 328