voor ons een Juridisch en techhisch probleem. Voor de gemeente en de provincie is het een beleidsprobleem of en hoe Je het probleem zal regelen en oplossen. Ik wil er graag over denken, maar het is nog niet helder voor de geest hoe het opgelost moet worden. De heer Huijbregts: Die mensen moeten dan maar daar blijven zitten. Die mensen zijn aan een ontplooiing toe en krijgen de kans niet. De heer Wissing: Ik wil helemaal niet bij voorbaat zeggen - dat is niet mijn bedoeling em ontwikkelingen af te snijden - dat we niet naar een oplossing moeten zoeken. Maar het kan dat Je in zo'n geval moet zeggen en dat is overigens een lapmiddel, dat veelvuldig wordt toegepast dat we het doen bij planwijziging. Als een bedrijf zich verder ontplooit dan men dacht dan moetnet plan wijzigen. Dat zal op allerlei plaat sen toch moeten gebeuren. Een plan moet u niet zo vast zien. De wijzigingsbevoegdheid kan bovendien ingebouwd worden. Het meest ge makkelijke is dat u het kollege van burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid geeft. Daar is natuurlijk het bezwaar van - ik vind het helemaal geen bezwaar - dat Gedeputeerde Staten er wei nig voor voelen om grote wijzigingsbevoegdheden te geven aan de kol leges van burgemeester en wethouders, omdat het hun eigen bevoegd heid verkleint. Dat maakt de zaak, die flexibel bedoeld is, minder flexibel. Wij willen er graag een oplossing voor zoeken, maar er is op dit moment geen methodiek, geen stedebouwkundige, geen Juridisch—stedebouwkundige en administratieve methodiek aan wezig om dit probleem op te lossen. Wij kunnen dus alleen maar zoeken naar, zou ik haast zeggen, een soort stedebouwkundig lapmiddel en dat is dan die ontheffingsmogelijkheid voor nieuwe bedrijven en voor uitbreiding van bedrijven. De voorzitter: En intussen de zogenaamde postzegelplannen. Daar is een zekere terughoudendheid wel op zijn plaats om te voorkomen dat Je niet valt in een soort stuurloosheid. Ieder aangediend plan in procedure brengen doet ook de stedbouwkundige geloofwaardigheid bij de pro vincie verliezen. Als Je met alles wat rijp en groen is komt aan dragen, dat vind ik een heel praktisch bezwaar. Wij passen wel toe, de heren weten dat, de methode om de zaken in brief voor te leggen aan de commissie gemeentelijke bestemmingsplannen en die bekijkt de zaak principieel en geven een informeel antwoord aan ons, de gemeenta Dat wordt ter kennis gebracht en dan weet men hoe de wind waait. Dit is eigenlijk wanneer het moeilijke zaken betreft een manier om zaken te doen. Je weet in ieder geval hoe er bij de provincie over ge dacht wordt. Je kunt Je de heisa van een hele planwijziging bespa ren, als het toch niet gunstig ligt. Want houdt er rekening mee dat, wanneer die commissie "nee" zegt, Gedeputeerde Staten daar zeker niet van zullen afwijken. Dat is kwestie van practisch beleid. Ik geloof dat wat de heer Huijbregts bedoelt en wat de heer Bellis be doelt het aantal gevallen inderdaad vast loopt door de aan vankelijk gekozen, vaak in strijd met de bestemming gekozen situa tie. Men heeft zich ergens in een schuur gevestigd. Men is dat gaan doen zolang dat dan onder het motto van agrarisch bedrijf gebouwd kah worden. Dat is dan goed bevonden. Dat kon ook moelijk geweigerd worden. Maar wanneer de ware aard van het bedrijf naar boven komt - dat is kortgeleden in een gesprek met de provincie duidelijk ge bleken - dan zejgt de provincie "nee". We willen dat bedrijf princi pieel niet kennen. We weten wel dat het daar zit, maar we willen het niet kennen, want dan wil het nog verder uitbreiden. Als wij een keer toegegeven hebben dat het bestaat, dan kunnen we moeilijk zeg gen dat het niet uitbreiden mag. We willen het dus principieel niet kennen, want het hoort daar helemaal niet thuis. Dat is in één ge—

Raadsnotulen

Zundert: 1934-1996 | 1975 | | pagina 320