dat uw "bureau al die jaren zeer weinig gedaan heeft aan dat "buitenge
bied. Ik wilde hieraan nog toevoegen - en dan val ik eigenlijk terug
op mijnheer Pellis - dat wij in Zundert in het buitengebied zitten
met kleine ondernemingen, die niet agrarisch verwant zijn. Deze men
sen zijn aan uitbreiding toe, maar kunnen aan de hand van de voor
schriften niet uitbreiden. De gemeente kan die mensen ook niet aan
een terrein helpen, want die zijn er niet. En die mensen zijn aktief,
zijn aan on^ooiing toe, maar ze kunnen zich niet ontplooien. Nu wil
ik u vragen mijnheer Wissing: zijn er geen mogelijkheden? TJ zal na
tuurlijk terugvallen op het bedrijventerrein. Zijn er geen mogelijk
heden om die mensen los te helpen. We moeten de ondernemer toch los
helpen, in ieder geval medewerking geven voor het scheppen van een
gezond ondernemersklimaat. Hoe denkt u daarover?
De heer Wissing:
Het plan buitengebied is inderdaad wel zo dat wij een hele hoop ken
nis daarvan hebben. Maar we moeten intussen nog meer gegevens ver
zamelen, omdat het plan buitengebied, rru de provincie en het rijk
een beetje weten wat ze willen - dat is nog maar heel recent, dat heb
ik eigenlijk aan de heer Jochems ook al verteld vrij uitvoerig
moet zijn, wil je met een verantwoord plan komen in de ogen van de
provincie. Dat betekent meer onderzoek dan men vroeger pleegde te
doen. Nu is de duidelijkheid op dit moment het grootste van wat de
provincie vindt dat in het plan moet zitten, Voorzover het betreft
agrarische bebouwing in relatie met de natuurgebieden is ook vrij
duidelijk het beleid inzake de natuurgebieden. Het bodemgebruik,
de agrarische en de teeltgebieden en de natuurgebieden kunnen
wij helder te weten komen. Van de andere kant is duidelijk door de
beleidsvoorbereiding wat voor de woningbouw in de verschillende ker
nen nodig x is aan ruimte,enzovoort. Voor wegen is het niet zo ver
schrikkelijk in dit geval, behalve het grote hangende probleem wat
er nog van komt. Dat is een deelprobleem, dat op zichzelf niet zo
veel grond vraagt. Daarmee blijft net het probleem dat u noemt een
van de grootste problemen, die we moeten bestuderen, maar waarover
op dit moment geen duidelijkheid is bij het provinciaal bestuur.
Daarover bestaat geen beleidsidee, zodat we het zelf moeten opbouwen.
Nu is het wel zo dat het agrarisch gebied in de ogen van de provincie
en trouwens ook binnen de normale praktijk van de stedebowwkundige
niet gedacht is en daarvoor ook geen regelingen bestaan, die je zo
maar in de praktijk aanwezig hebt en die toegepast worden voor vrije
vestiging van ambachtelijke of andere agrarische bedrijven. Dat is
dus een heel moeilijk probleem. Dat ligt in zoverre gemakkelijk
voor de bedrijven, die er zijn. Die zullen er uiteraard blijven zit
ten en dat kan hetzij als overgangsbepaling, hetzij als een echte
bestemming, die toegesneden is op dat bedrijf. Daar kunnen we ons
direct baseren op kroonbesluiten daaromtrent. Dat is een
heldere zaak, maar het is vreselijk moeilijk en ik zou haast zeggen
ondoenlijk.- Ik zie het nog niet T maa-1 wil het graag nog eens
doornemen met u en anderen, die daarvan verstand hebben en daarbij
belang hebben hoe je dat zou moeten doen, want hier zit je dus op
een terrein, waar het normaal is om een agrarische bestemming te
leggen. Moet je dan op een of andere manier een toelatingsmogelijk
heid hebben om door bijvoorbeeld een wijzigingsbevoegdheid of iets
dergelijks voor andere bedrijven. We hebben al een groot probleem
in enkele gemeenten - niet in Brabant moet ik zeggen, want
hier doet dat zich niet zo voor - waarbij in een gebied, dat in be
ginsel door het streekplan verboden is voor kassenbouw,door middel
van een ingewikkelde regeling toch de mogelijkheid
naar onze mening geschapen moet worden om 10% kassenbouw toe te
laten, gezien vanuit de gezonde ontwikkeling van het plan voor dat
gebied ter plaatse. Daarvoor hebben we dus een methodiek gevonden,
maar dat is alleen maar een bizonder gebruik van de grond. Dat is