stemmingsplan mogelijk is. Gebruikelijk is één hectare.
De voorzitter:
U krijgt zo dadelijk nog de gelegenheid om daarop te reageren. Had
u nog andere vragen? U moet nu niet op dit punt in discussie gaan.
De heer S.Jochems:
Als die bestemmingsplannen gerealiseerd worden, dan veronderstel ik
dat er commissies samengesteld worden. Hoe is de samenstelling
daarvan?
De voorzitter:
Dat is een zaak, die het kollege en de raad zullen gaan regelen.
Dat is geen taak voor stedebouwkundige adviseurs. Daar komen we nog
wel op.
De heer Wissing:
Het is op zichzelf natuurlijk wel prettig, moet ik zeggen. Wat dat
betreft kan ik aansluiten, burgemeester, op wat de heer Jochems zegt.
We hebben op zichzelf wel prettige ervaringen, omdat de know how voor
ons van belang is Hier en daar zijn we al mee bezig om voor te be
reiden met kleine commissies van mensen uit de raad, die duidelijk
kennis van zaken hebben, om die dingen eens door te spreken.
De voorzitter:
Ik geloof dat het goed is om de andere sprekers aan het woord te
laten, want ik neem aan dat er nog wel vragen zullen zijn, die hierop
door zullen graven.
De heer Zwaard:
Mijnheer Wissing, we hebben allemaal een mooie plattegrond voor onze
neus gekregen, maar wat mij zo opvalt is het volgende. Als je die
specifieke natuurgebieden gecreëerd ziet staan, een bepaalde situatie
algfrallstein, waar de begrenzing zo raar loopt, en nog andere situatie
bij het gebied de Krochten, dan vraag ik mij af hoe u aan deze mel
dingen komt. Komen die van de provincie af?
De voorzitter:
We zitten hier met een merkwaardige erfenis. Deze grenzen van de
natuurgebieden, zijn de grenzen van de oude meldingsgebieden, die
overigens dacht ik onder het regiem van Seyss Inquart zijn vastgesteld
Het is dus volstrekt ondemocratisch gegaan door de destijds pas opge
richte dienst van het nationale plan. Het was een merkwaardige rijks
dienst toen. Op zichzélf was het werk voorbereid voor een goed doel,
namelijk het landschap te beschermen. Het is een globale verkenning
van Nederland géweest en het is dus gebaseerd op kavelgrenzen van de
toenmalige kadastrale kavels, die intussen in sommige plaatsen ver
anderd zijn. De plicht is bij de opheffing van de meldingsgebieden
in 1968 naar de gemeente overgegaan - dat had al lang gebeurd moeten
zijn, maar geen enkele gemeente heeft het voor elkaar gebracht tot nu
toe - en op hetzelfde moment had een bestemmingsplan moeten gelden
met een bescherming van die gebieden. Omdat intussen net dat hele ge
doe over die jurispridentie en die plannen voor het buitengebied bij
de provincies leefden, hebben de gemeenten wel iets anders te doen
gehad. Het is dus helemaal niet gebeurd. Wij zetten het er nu even op,
maar wij zijn van planMijnheer Ouwens, wilt u misschien ver
tellen hoe het in elkaar zit?
De heer Ouwens medewerker van het Bureau Wissing
Misschien dat ik even uit de praktijk van de werkzaamheden van de
laatste maanden dat toe kan lichten. Het is zo dat we in het begin van